-35- Het lid mevrouw KRIJNEN-BOOT merkt bij interruptie op, dat zij dan niet het antwoord van het college begrijpt waar wordt gesteld, dat in het geheel geen af gravingen hebben plaatsgevonden. Wethouder TROMPERS zegt, dat de gemeente Hoeven de gedane toezegging is nage komen, zodat geen aanleiding bestaat op de kwestie terug te komen. Het lid HUIJSSOON betuigt zijn instemming met de brief genoemd onder G, waar bij aan de provincie subsidie wordt gevraagd voor de fietsbrug over de Mark. Hij hoopt dat de fietsbrug is gerealiseerd voordat het zandlichaam is verdwenen. Aangaande punt K zegt hij, dat het college voorstelt om op de gemeentelijke inde ling Langeweg pas terug te komen, wanneer meer bekend is over de bestuurlijke reorganisatie. Nu onlangs echter een brief van Gedeputeerde Staten is ontvangen om met een deputatie van de raad deze kwestie te komen bespreken vraagt hij zich af of het voorstel op dit punt nog reëel is. Wanneer wordt ingegaan op de uitnodi ging van Gedeputeerde Staten vraagt spreker om de deputatie nu samen te stellen. De VOORZITTER is van mening, dat een gesprek over deze materie zeker zin heeft. Zijns inziens zouden 3 raadsleden in de deputatie dienen te worden opgenomen. Het lid MAKKINK merkt op, dat het altijd de gewoonte is geweest om eerst alle vragen van de leden aan te horen alvorens te antwoorden. Hij vraagt deze gedrags lijn ook nu te volgen. De VOORZITTER gaat hiermee akkoord. Het lid DIJKERS vraagt naar aanleiding van punt G of nadere mededelingen gedaan kunnen worden over het in principe subsi diabel zijn van de fietsbrug over de Mark. Ten aanzien van punt K vraagt hij met afhandeling van de kwestie Langeweg niet te wachten op de reorganisatie van het binnenlands bestuur, omdat dit, zo het door mocht gaan, nog lang op zich zal laten wachten. Spreker vraagt daarom zeker gevolg te geven aan de uitnodiging van Gedeputeerde Staten- om op die plaats te kunnen aandringen op een spoedige oplossing van deze materie. Het lid' VAN DE WETERING vraagt naar aanleiding van de meerjarige beleidsnota van de provincie, genoemd onder punt B3 hoe de situatie momenteel in Zevenbergen is ten aanzien van het rampenplan. Hij vraagt vervolgens hoe de onderhandelingen met de provincie verlopen over de overname van provinciale wegen in de bebouwde kom. Met betrekking tot de routering van het vervoer van gevaarlijke stoffen vraagt hij hoe de stand van zaken is met het door hem bij de algemene beschouwingen ingediende voorstel terzake. Betreffende punt 02 stelt spreker, dat diverse gemeenten het voorstel van het Stadsgewest inzake de regionale vuilbahk hebben afgewezen. Hij vraagt hoe de situ atie op dit moment is. Terzake het verslag van de vergadering van de commissie gemeentebedrijven merkt hij op, dat gesteld is, dat de commissie geen bezwaar heeft tegen wijziging in de uitvoering van de entré aan de Molenstraat. Spreker is van mening, dat de commissie geen bevoegdheid heeft om een dergelijk besluit te nemen. Het lid MAKKINK vraagt onder verwijzing naar punt B6 om toezending van de minderheidsstandpunten van Gedeputeerde Staten bij het memorandum reorganisatie binnenlands bestuur. Terzake punt D3 vraagt hij of nadere mededelingen gedaan kunnen worden over de vestiging van een container-terminal en een distributiecentrum op het industrieterrein Moerdijk. Met name doelt hij op eventuele aanvullende voorwaar den en mogelijke gevolgen voor de infrastruktuur Met betrekking tot punt G en M9 vraagt hij waarom in het antwoord aan de C.D.A.- fraktie niet de eerdere diskussies van 1975 en 1976 meegenomen zijn, die in de raad zijn gevoerd over de brug over de Mark. Het antwoord zou dan zijns inziens volle diger zijn geweest. Inzake punt K is ook hij verbaasd, dat wordt voorgesteld niet verder aan te dringen op indeling van Langeweg bij één gemeente, waardoor wordt voorbijgegaan aan de motie die terzake door de raad met algemene stemmen is aangenomen. Spreker merkt in dit verband op, dat de bevolking van Langeweg in deze een snelle beslissing wenst, hetgeen blijkt uit een door de P.v.d.A. gehouden enquête. Als delegatie van de raad om deze problemen met Gedeputeerde Staten te bespreken stelt hij voor: een lid van de Hoekse fraktie, een lid van de V.V.D. en een lid van de P.v.d.A. Aangezien in het college 2 C.D.A.-wethouders zitting hebben acht hij vertegenwoordiging van die partij in de raadsdeputatie niet noodzakelijk.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1979 | | pagina 35