f -161- Het lid MAKKINK spreekt tenslotte als volgt: "Mijnheer de voorzitter, Voordat ik puntsgewijs in zal gaan op het voor ons liggende stuk van burge meester en wethouders, wil ik nog eens in alle duidelijkheid stellen waar het volgens mijn fraktie in deze kwestie om gaat en wat vanavond ter discussie staat: 1 er is een politiek conflict geweest waarbij mijn fraktie het beleidsakkoord heeft opgezegd; 2. er heeft een incident plaatsgevonden naar aanleiding van het inmiddels beruch te huis-aan-huispamflet. Wij hebben in alle toonaarden de uitleg, die de andere raadsleden aan enkele regels meenden te geven, bestreden. We hebben de redactie van die zinnen gewijzigd in die zin, dat de betekenis voor slechts één uitleg vatbaar is en we hebben tenslotte de gewraakte zinnen betreurd; 3. de meerderheid van de raad is bij haar standpunt gebleven en heeft ons uit alle commissies ontslagen. Er behoort en behoeft hier vanavond slechts één vraag ter discussie te staan en wel de volgende: is het in overeenstemming met de Gemeentewet, dan wel de strek king of bedoeling van de Gemeentewet, dan wel de democratische regelsdie in ons land gelden, dat na een politiek conflict in de raad, de meerderheid van de raad één fraktie van 3 leden (22$ van de stemmen) uit. alle commissies ontslaat. In het algemeen gesteld de vraag, of de meerderheid volgens de wet de minderheid van een deel, van een zeer belangrijk deel van het bestuurswerk, kan uitsluiten. Voor de beantwoording van deze vraag is niet van belang de vraag wie er nu begonnen is, of de P.v.d.A. het zelf gewild heeft, of er persoonlijke vetes zijn, of niet-commissieleden ook vragen kunnen stellen, of er bij kunnen zitten. Wie denkt dat bovengenoemde punten wel aan de orde zijn, verwijs ik naar een artikel in het Brabants Nieuwsblad van vrijdag 23 november 1979 waar de voorzitter van de afdeling Rechtspraak deze argumenten mijns inziens overtuigend verwerpt. De voorzitter zegt, zo lezen we: "de hele gemeentewet bedoelt heel precies dat dé leden deelnamen aan het werk van de raad, zo is de wet in elkaar gezet. Ook bij scherpe tegenstellingen horen de formele regelingen te blijven bestaan". Nu het stuk van burgemeester en wethouders: 1Wat betreft pagina 1 willen wij opmerken dat het bezwaarschrift zich richt tegen het besluit van 9 oktober j.l. onder A, B, C en D, althans onder A. Het gaat ons erom het ontslag (onder A) aan te vechten. Naar onze mening is hier sprake van een ontslagkwestie en niet van een benoemingskwestie. Dat er een procedure is gevolgd waarbij van ontslag een niet-benoeming is gemaakt, is volgens ons niet ter zake. Wij zijn dus van mening (en met ons het college) dat we ontvankelijk verklaard moeten worden in ons beroep tegen het besluit van 9 oktober j.l. onder A. 2. Op zijn minst vreemd vinden we wat burgemeester en wethouders op pagina 2, halverwege naar voren brengen. Het feit dat de meerderheid van de raad het be sluit van 9 oktober wil handhaven, brengt volgens burgemeester en wethouders (ik citeer) behandeling en weerlegging van het bezwaarschrift met zich mee. Naar ons idee kunnen en moeten alleen juridische argumenten de weerlegging van het bezwaarschrift meebrengen. Het is de wereld op zijn kop zetten door eerst te stellen dat het bezwaarschrift weerlegd moet worden en dan de argumenten daarvoor te zoeken. 3. Ten aanzien van de op pagina 2 genoemde bijzonderheden kunnen we kort zijn. De eerste drie zijn konstateringen van een feit zonder gevolgen; ten aanzien van het laatste punt horen we graag de opinies van de andere frakties.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1979 | | pagina 162