If
If
-159-
Zou het dan toch waar zijn, mijnheer de voorzitter, dat bij hen alleen
electorale drijfveren een rol spelen. We hopen dan voor hen, dat ze daarbij over
meer psychologisch inzicht beschikken dan ze in hun handelwijze tegenover de andere
fracties getoond hebben.
Wij hebben het standpunt mogen horen van mr. van der Hoeven met betrekking tot de
belangrijkheid van het commissiewerk. Wij respecteren dit standpunt.
In het raadsvoorstel zijn onze eigen standpunten hierover geformuleerd. Wij gaan
die niet herhalen.
Van dhr. Makkink hebben we in Den Haag mogen horen, dat hij zich door uit
sluiting uit de openbare commissies gedupeerd voelde, maar minder gedupeerd dan
door de uitsluiting uit de besloten commissies.
Interessant is het in dit verband nog eens het standpunt te beluisteren van een
voormalig raadslid. Een raadslid waarvan onze voorzitter zei: het was een mar
kant raadslid.
Een raadslid, dat gezag had binnen deze raad, zowel ter linker als ter rechter
zijde. We denken.hier aan het raadslid van Engelen.
Welnu, dhr. van Engelen was duidelijk geen voorstander van een grote betrokkenheid
bij de beleidsvoorbereiding middels commissies.
Hij vreesde dat daardoor de discussie in de raad gedood zou worden. (Zie notulen
raadsvergadering 6 oktober 1970). Dit deed hij vanuit een opstelling, die verge
lijkbaar is met die van de P.v.d.A.-fraktie nu. Zijn houding was logisch verklaar
baar. Die van de P.v.d.A. niet.
Niets met het beleid te maken willen hebben, maar er toch bij betrokken willen
zijn. Dit valt niet te rijmen.
Noch-fons is dit hun zaak. Wij staan nu voor de behandeling van hun bezwaarschrift.
Een uitgewerkt raadsvoorstel hebben we voor ons liggen.
Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de bezwaren van de P.v.d.A.-fraktie. Deze
bezwaren worden met welsprekende argumenten weerlegd. De mening van onze fraktie
is, dat het raadsvoorstel helemaal in de geest van de meerderheid van de raad is
opgesteld. Wij zeggen daarom ook ja tegen het voorstel om het bezwaarschrift ont
vankelijk te verklaren met uitzondering van de door uw college genoemde onderdelen
en we zeggen, eveneens ja tegen uw voorstel om op genoemde gronden het bezwaar
schrift van de P.v.d.A.-fraktie ongegrond te verklaren."
Het lid KRIJNEN spreekt als volgt:
"Mijnheer de voorzitter,
Als ik dezelfde formele procedure van de fraktie van de partij van de arbeid
zou volgen, dan kon ik volstaan met alleen te zeggen, een knap stukje juridisch
werk van de ambtenaren naar B. en W. en de raad toe.
De problematiek ligt echter dieper en ook niet alleen in Zevenbergen. Het gaat
hier om de menselijke verhoudingen zoals mevr. Krijnen dit bij de hoorzitting van
de raad van state verwoordde.
Dhr. van der Hoeven tilt daar niet zo zwaar aan, omdat hij vroeger zelf ook
fractie-voorzitter is geweest.
Men kan over dit uitgangspunt discussiëren of als onbelangrijk naast je neerleggen;
daar is iedereen vrij in.
De overgrote meerderheid van deze raad heeft een historische binding met Zeven
bergen en of zijn kerkdorpen, dat meespeelt in haar beleidsbepaling en eensge
zindheid.
Door de verstedelijking van de brabantse gemeenten, is de integratie van
verschillende mentaliteiten een noodzakelijk uitgangspunt voor een beleid geworden,
een beleid gericht op het welzijn van, in dit geval, Zevenbergen. Op zich een
moeilijk, -langdurig proces.