-152-
lrwr ZiJn.^etrokJ:e^i11 augustus j.l. op de hoogte gesteld van het voornemen
om het gebruik per 1-1-1980 te beëindigen.
Om dit te kunnen realiseren is advies ingewonnen bij een juridisch adviseur met
wiens medewerking aktie moet worden ondernomen.
Hij deelt vervolgens mede dat van de betrokken partijen via een advocatenbureau
een brief is ingekomen waarbij verzocht wordt t.b.v. de genoemde partijen een
rechtsgeldig pachtcontract op te stellen.
Door deze aktie is toch een krediet nodig om verweer te kunnen instellen, aldus
spreker. Hij merkt op dat het krediet voor de kosten van juridische bijstand een
bedrag zal belopen van f 10.000,— f 15.000,— per geval.
Naar zijn mening mag met het gemeenschapsgeld, wat met de aankoop destijds was
gemoeid, geen onrechtvaardige verrijking van enkelen plaatsvinden.
Ook op grond hiervan acht hij de voorgestelde maatregelen zonder meer noodzakelijk.
Het lid VAN DE DONK staat volledig achter de intentie van burgemeester en
wethouders om grond te verwerven die als ruilgrond voor plan Lindonk kan dienen.
Dit met als doel het bouwen van woningen. Hij vraagt zich echter af waarom deze
zaak niet in de beleidsvoorbereidende commissie is behandeld.
Spreker vindt het een tekortkoming dat de raad niet eerder bekend is gemaakt met
de gang van zaken in deze. Hij had het overigens juister gevonden als de betrok
ken personen in een gesprek duidelijk was gemaakt waarom precies de gronden nodig
waren.
Waarschijnlijk was dan de benadering van het gemeentebestuur gemotiveerder over
gekomen. Hij stelt voor om alsnog in een gesprek te trachten duidelijk te maken
dat de grondaankoop destijds gebeurde met het oog op de noodzakelijke woningbouw.
Daarbij ware te wijzen op het belang waar de gemeente voor staat, i.e. het belang
voor de gehele gemeenschap.
Mocht in dit gesprek geen akkoord bereikt worden dan ware het gevraagde krediet,
gelet op de in het geding zijnde belangen, toch te voteren, aldus spreker!
Het lid KRIJNEN begrijpt dat de brief van het college aan de landbouwers,
dat het gebruik van de grond per 1-1-1980 beëindigd dient te worden, vreemd kan
zijn overgekomen. Hij wijst evenals de wethouder op de morele verplichting van
de landbouwers om de grond vrij te maken zodat plan Lindonk gerealiseerd kan
worden. Zijns inziens moeten betrokkenen begrip kunnen opbrengen voor het feit
dat plan Lindonk door de provincie is opgelegd.
Een oplossing in deze kwestie ziet hij niet in een kostbare procedure doch in
een eerlijk gesprek.
Mocht dit geen resultaat hebben dan is hij bereid met het voorstel in te stemmen.
Het lid SCHIPPER kan instemmen met hetgeen vorige sprekers naar voren hebben
gebracht. Spreker kan de houding van de grondgebruikers niet begrijpen. Hij heeft
geen bezwaar tegen het voorgestelde krediet doch dringt eveneens aan op een indi
vidueel gesprek met betrokkenen, hoewel hij daarin weinig vertrouwen heeft.
Het lid DIJKERS is van mening dat door het college in deze kwestie onzorg
vuldig is gehandeld.
Zijns inziens is de gehele raad ervan doordrongen dat het van essentieel belang
is om grond voor woningbouw te verwerven. Om die reden had deze zaak anders
aangepakt moeten worden, aldus spreker.
Hij is het overigens volledig eens met de intentie om de grond in Hazeldonk te
gebruiken als ruilgrond voor plan Lindonk.
Spreker kan zich niet verenigen met de in augustus j.l. aan de gebruikers ge
schreven brief. Allereerst had zijns inziens een gesprek moeten plaatsvinden
waarin de plannen werden duidelijk gemaakt. Dit doet niets af aan het feit dat
hij het eens is met de stelling dat de landbouwers de morele plicht hebben het
gebruik van de grond te beëindigen, dit in het algemeen belang.