-147-
De VOORZITTER antwoordt dat zijns inziens de motie wel is uitgevoerd omdat
nu het bestek en tekeningen voorliggen.
Het verloop van de werkzaamheden is daarbij regelmatig in Terheijden afgecheckt.
Het lid MAKKINK merkt tenslotte op, dat uit de stukken geen enkel nieuw
element blijkt op grond waarvan een besloten vergadering gerechtvaardigd zou zijn.
He VOORZITTER zegt dat met het onderhavige project grote bedragen zijn
gemoeid, waarvan het college en de commissie onderwijs en welzijnszaken van
maning waren dat behandeling in een besloten vergadering gewenst was.
Het lid DIJKERS merkt op dat de meerderheid van de raad stilzwijgend in
stemt/over dit punt. Hij acht het niet juist dat het lid Makkink een groot deel
van de behandeling in de openbaarheid tracht plaats te laten vinden.
De VOORZITTER antwoordt hierop dat nog geen besluit is genomen over de
beslotenheid.
Het lid KRIJNEN is van mening dat het niet de bedoeling was dit punt open
baar te behandelen. Om de motie tot zijn recht te laten komen acht hij besloten
heid gewenst.
De VOORZITTER stelt vervolgens voor dit agendapunt na afloop van deze ver
gadering in beslotenheid te behandelen.
Hiertegen bestaat geen overwegend bezwaar.
/met een besloten vergadering
30. Voorstel met betrekking tot de aanwezig
heid van raadsleden als toehoorder in niet
openbare commissievergaderingen.
Het lid SCHIPPER stelt voorop dat het geenszins de bedoeling is van welke
fraktie dan ook om informatie aan raadsleden achter te houden mits de betreffen
de raadsleden bereid zijn het beleid mede te bepalen en uit te voeren.
In dit verband zegt hij dat latere omstandigheden ten aanzien van het gestelde
in het rapport van de commissie ad hoe een gewijzigd beleid vereisen.
Bij de totstandkoming van dat rapport had elke fraktie namelijk nog ver
trouwen in B. 'en en de overige frakties.
Deze situatie is duidelijk veranderd, aldus spreker.
Afgezien daarvan zou zijn fraktie nog niet veel moeite hebben gehad met het
voorstel,- ware het niet dat het lid Hurkmans in de commissie financiën c.a. heeft
gezegd dat de situatie binnen de gemeenteraad de aanleiding is geweest tot het
voorstel. Ook via de pers is dit doorgegeven als een lonken naar de P.v.d.A.
Deze beide zaken hebben zijn fraktie, waarbinnen over het standpunt de meningen
verdeeld zijn, doen besluiten tegen het voorstel te stemmen. Persoonlijk betreurt
spreker deze ontwikkeling overigens.
Het lid mevr. KRIJNEN-BOOT vindt het weinig zinvol om voor het onderhavige
voorstel terug te grijpen naar het rapport van de commissie ad hoe. De houding
van de leden van de P.v.d.A—fraktie tijdens en na de vergaderingen van de porte—
feuillecommissies geeft haars inziens een interpretatie van de uitspraak van de
commissie ad hoe weer die haar fraktie niet beoogd heeft.
Ook zij wijst op de gewijzigde situatie sinds hetverschijnen vaa het rapport van
de commissie ad hoe.
Spreekster is dan ook tegen het voorstel. Zij acht het voldoende dat de verslagen
van de besloten vergaderingen aan alle raadsleden worden toegezonden.
Het lid KRIJNEN is van mening dat de P.v.d.A.-fraktie de schuldvraag niet
zoekt waar hij ligt, namelijk bij zichzelf.
Verwijzend naar de totstandkoming van het rapport van de commissie ad hoe merkt
Hij op dat de openbaarheid voor de P.v.d.A. op basis van hun programma essentieel
was.