c
O
üpreker constateert bij de leden een eensluidende gedachte om te komen tot een be
stuurlijke eenheid West-Brabant gezien de gemeenschappelijke problemen in dit ge
bied op b.v. het terrein van de ruimtelijke ordening, streekplan, verkeer, industra-
lisatie, werkgelegenheid e„d.
Het college wenst de mogelijkheid van een nieuwe provincie West-Brabant, zoals duide>
lijk uitgesproken door het lid Hurkmans, bepaald niet/ïesluiten, doch zou dit
voorlopig afhankelijk willen stellen van de invulling en verkaveling van taken en
bevoegdheden. Terzake de gemeentelijke herindeling, waarbij een grens van 10.000
inwoners is gesteld, is hij van mening dat momenteel enkel een uitspraak wordt ge
vraagd over het principe van krachtige lokale besturen waarbij vanwege grondige
redenen toch afgeweken moet kunnen worden van het genoemde inwoneraantal. Samenvat
tend concludeert hij dat de raad een bestuurlijke eenheid West-Brabant onderschrijft
doch dat nog te weinig duidelijkheid en inzicht is in de taken en bevoegdheden,
waarbij de P.v.d.A. zich echter nu reeds duidelijk uitspreekt voor een provincie
"nieuwe stijl" West-Brabant.
Het lid HURKMANS merkt op dat het de bedoeling is dat de taken van de gewes
ten naar de provincie nieuwe stijl gaan. Spreker acht dit een logische zaak.
Ook hij is er op tegen dat taken, die nu nog bij de gemeenten berusten, worden
overgeheveld naar de provincie.
Hij is van mening dat het genoemde I.P.O.-rapport toch wel enige duidelijkheid ver
schaft omtrent de decentralisatie van taken en kan daarom in eerste aanzet hiermee
akkoord gaan. Voortgaan op de huidige situatie betekent zijns inziens dat binnen
die ene provincie Noord-Brabant middels de gewestvorming een 4e bestuurslaag wordt
gecreëerd. Spreker handhaaft dan ook zijn standpunt dat hij het eens is met een
provincie nieuwe stijl West-Brabant, zoals ook is gesteld in de laatste zin van het
voorstel van burgemeester en wethouders.
Het lid DIJKERS zegt dat de enigste reden waarom hij zich nu nog niet uit
spreekt voor een provincie nieuwe stijl is, dat nog te weinig bekend is wat dit in
houdt.
Voorlopig wil hij het daarom houden op "bestuurlijke eenheid". Aan de conclusies
van de voorzitter wil hij nog toevoegen dat de raad zich uitspreekt tegen een 4e
bestuurslaag.
Het lid SCHIPPER is van mening, dat in het I.P.O.-rapport essentiële punten
worden genoemd waarover nog teveel vaagheid bestaat. Hij behoudt daarom zijn twij
fels.
Het lid mevr.KRIJNEN-BOOT kan zfch wel vinden in de mondelinge formulering
die haars inziens enigszins afwijkt van het gestelde op blz. 2 van het voorstel.
Voor haar is nog niet duidelijk dat een bestuurlijke eenheid West-Brabant zonder
meer de vorming van een mini-provincie inhoudt. Zij houdt vast aan het feit dat
nog teveel onzekerheid is over de funktie van de provincie om nu een definitief
standpunt te bepalen.
De VOORZITTER is met de leden van mening dat nog veel onduidelijkheid over dit
onderwerp zal moeten worden opgeheven. Kennisnemend van de standpunten stelt hij
dat de raad geen 4e bestuurslaag wenst. Dit houdt in rijk-provincie-gemeente.
Daartegenover krijgt men rijk-provincie-gewesten-gemeenten, waarbij wordt beargu
menteerd, dat het gewest geen 4e bestuurslaag is, doch een verlengd lokaal bestuur,
gevoed vanuit de gemeenteraden.
Spreker zegt dat nu de keuze voorligt om zich uit te spreken voor een provincie
West-Brabant, met wegvallen van gewestvorming, ofwel men spreekt zich uit voor een
bestuurlijke eenheid West-Brabant waarbij nog niet verder wordt gegaan ten aanzien
van de constructie van die bestuurlijke eenheid.