16 Het lid. KRIJNEN merkt op dat het door hem aangehaalde blijkt uit de algemene beschouwingen. Bij de Hoekse fractie meent spreker duidelijk steun te vinden voor zijn suggestie tot verhoging van de post onvoorzien. Ten aanzien van de door de V.V.D. naar voren gebrachte filosofie merkt hij op dat het niet kunnen vinden van de juiste middenweg tussen liberalisme en collectivisme het regeren in Nederland moeilijk maakt. De onafhankelijke partij acht hij een voorbeeld van zo'n middenweg. Ten aanzien van het plan van het lid MAKKINK voor een eenvoudig en klein in- structiebad merkt hij op dit niet verstandig te vinden daar dat later verlies van een grotere en betere akkommodatie kan inhouden. Mocht dit badje er toch komen dan stelt hij voor hieraan de naam "Robbedoes" te geven. Voor wat betreft de door de Partij van de Arbeid voorgestane openbaarheid merkt hij op dat dit niet betekent dat er dan ook meer openheid komt. Hij kan het tevens niet eens zijn met de door die partij voorgestelde stopzetting van verkoop van woningwetwoningen. Spreker acht dit juist een mogelijkheid voor de sociaal zwakkeren om te komen tot een reële bezitsvorming. Terzake de antwoorden van burgemeester en wethouders merkt hij op dat dit weer een algemene beschouwing op zich waard is. Zo is het antwoord op het voorstel van zijn fraktie tot verhoging van de post on voorzien niet sterk genoeg om daarvan af te zien. Hij handhaaft het voorstel dan ook met' de wetenschap dat het gesteund wordt door de Hoekse fraktie. Ten aanzien van de renovatieplannen is hij van mening dat dit niet moet leiden tot extreem hoge huren. In het antwoord van het college mist spreker een reaktie op zijn opmerkingen over de ondemocratische werkwijze van stichtingen en de bestemming van de gronden van de voormalige warmwaterroterij aan de Huizersdijk. Hij hoopt hierop alsnog antwoord te krijgen. Ten aanzien van de nieuwe wijze van begrotingsbehandeling merkt hij op dat, als zou zijn fractie hiervan tegenstander zijn, dit een conclusie is die door de pers is getrokken. Vooralsnog is hij van mening dat het experiment verlengd moet worden. Het lid MAKKINK merkt op dat de antwoorden van burgemeester en wethouders zeer wisselend zijn. Van goede politieke tot nietszeggende antwoorden. Tevens blijken er tegenstellingen uit die hij niet voor mogelijk had gehouden. Ten aanzien van de vaste raadscommissies is hij van mening dat de werking hiervan veel te wensen overlaat. Met diverse andere sprekers is hij van mening dat de kwestie van de herindeling bij Langeweg opgelost moet worden. Hij steunt dan ook het voorstel om de destijds aangenomen motie nogmaals bij de minister in herinnering te brengen. Terzake de openbaarheid en inspraak kan spreker het niet eens zijn met het college waar gesteld wordt dat het hiermee zo goed gaat. Hij steunt verder de weer legging van burgemeester en wethouders van het standpunt van het lid Huijssoon inzake stagnatie van de woningbouw vanwege de inspraakprocedures. Spreker is overigens van mening dat het lid Huijssoon zich er niet achter moet ver schuilen dat hij het maar vragenderwijs had gesteld, doch hij had dan zijn mening hierover moeten geven. Met betrekking tot het structuurplan Stadsgewest Breda tekent hij protest aan tegen het feit dat alle inbreng van visies e.d. buiten de raad om gaat. In dit ver band vindt hij het jammer dat niet is ingegaan op zijn opmerking dat de gewestraad voor de raad ongrijpbaar is. Ten aanzien van de hele problematiek rond het streekplan en het struktuurplan Stadsgewest Breda stelt hij voor een notitie terzake aan de raad voor te leggen. Zijns inziens wordt nog teveel over Zevenbergen gesproken zonder dat de raad daar een direkte inbreng in heeft. Hij bedoelt hiermee dat de partijen die geen ver tegenwoordiging in het Stadsgewest hebben en die geen wethouder leveren, geen in vloed kunnen uitoefenen.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1978 | | pagina 16