-129- 20. Voorstel tot het voteren van een krediet ten behoeve van het geven van Turks onderwijs in dè- openbare basisschool "De Boemerang" Het lid MAKKINK vindt de eenheid in de uitrusting in een school belangrijker dan een bedrag van 2.000,wat gemoeid zou zijn met aanschaf van nieuw meubilair. Hij voelt er niets voor om voor het onderhavige onderwijs opgeknapt materiaal te gebruiken en stelt dan ook voor om nieuwe sets aan te schaffen. Wethouder KAMP antwoordt, dat het hier zo goed als nieuw materiaal betreft. Dat het iets afwijkt van het reeds aanwezige meubilair is normaal, omdat dat even eens bij nieuwe aanschaffingen het geval kan zijn. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burge meester en wethouders. 21Voorstel tot vaststelling van een verordening inzake het verlenen van een tegemoetkoming in de beloning van godsdienstleraren en leraren in levenbeschouwelijk humanistisch vormingsonderwijs. Het lid MAKKINK is van mening, dat het onderhavige voorstel op twee grond slagen tot stand is gekomen namelijk het teruglopen van het aantal priesters - met relatief lage personeelskosten - en de beleidsuitgangspunten, waar wordt ge steld,- dat gesubsidiëerd zal worden de begeleiding in levensbeschouwelijk onder richt. In het tekort aan priesters ziet spreker geen taak weggelegd voor de over heid. Hij verzoekt de verordening dan ook te enten op het gestelde in de beleids uitgangspunten. Hij merkt hierbij op, dat de brief van het humanistisch verbond terzake niet in het voorstel is verwerkt. Spreker stelt voor om het voorstel terug te nemen en een en ander alsnog hierin te verwerken. Het lid HUIJSSOON vraagt zich bij interruptie af, waar het slagvaardig beleid blijft, indien telkenmale voorstellen teruggenomen moeten worden. Het lid KOKKE kan het betoog van het lid Makkink niet volgen mede gezien de uitvoerige behandeling in de commissie onderwijs. Het voorstel komt ook overeen met de gegevens, die toen voorhandé'n waren. De tijd van voorbereiding is zijns inziens dan ook voldoende geweest. Wethouder KAMP antwoordt, dat in de verordening niet wordt gesproken over onderwijs in een bepaalde godsdienst, doch over het recht van de scholen op begeleiding bij godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk onderricht. Voor de openbare school wordt door deze verordening de mogelijkheid geschapen om een leraar aan te trekken, die het levensbeschouwelijk humanistisch vormingsonderwijs kan gaan geven. Dit zal ook zonder meer geschieden als dit door de ouders wordt gevraagd Spreker is overigens van mening, dat het voorstel duidelijk verband houdt met de beleidsuitgangspunten waaraan getracht wordt op alle mogelijke manieren te voldoen. Het lid SCHIPPER vraagt of de kosten verband houdende met dit onderwijs in de exploitatiesfeer worden gebracht. Wethouder KAMP antwoordt, dat dit niet het geval is. Het lid MAKKINK is van mening, dat indien een stuk niet voldoende onderbouwd is, daar een verantwoorde lijkheid ligt om te vragen het voorstel terug te nemen. Aan de hand van de gege ven antwoorden kan dan alsnog een beslissing genomen worden. Spreker wenst geen slagvaardig beleid ten koste van een goed beleid. Ten aanzien van het voorstel merkt hij op, dat hij heeft gesproken over katholiek onderwijs, omdat vanuit de r.k. gemeenschap het verzoek afkomstig is. Dit is zijns inziens de eerste grondslag van het voorstel. Als hij echter de verzekering krijgt, dat de verordening het mogelijk maakt op de openbare school wat voor vorm van vormingsonderwijs dan ook te geven, kan hij instemmen met het voorstel. Wethouder Kamp merkt op, dat het voorstel niet in eerste instantie het gevolg is van een ingekomen verzoek van een bepaald kerkgenootschap doch van een poli tieke uitspraak van voor de verkiezingen waar door hem is gesteld, dat deze zaak in de beleidsuitgangspunten 'tot 'uitdrukking moest komen. Met betrekking tot ie

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1978 | | pagina 129