-122- Daarenboven is hij van mening, dat het niet enkel gaat om een aanwijzing van de lokatie, doch dat tevens meespeelt een delegatie van bevoegdheden in het kader van de huis-vuilophaaldienst. Spreker verwijst vervolgens nog naar een rapport van het Stadsgewest, waarin een exploitatie-opzet van de regionale vuilstortplaats is ge geven. Als daarin al geen rekening is gehouden met eventuele vergoedingen aan het Industrieschap vraagt hij zich af in hoeverre waarde moet worden gehecht aan een dergelijk rapport. Tenslotte merkt hij op dat in de regio nog veel onenigheid bestaat over het kosten aspect en de wijze waarop de kostenverdeling zal plaatsvinden. Op grond van al deze overwegingen wijst zijn fraktie het voorstel op dit moment af. Het lid DIJKERS zegt dat zijn fraktie volledig achter het voorstel staat. Hij heeft begrepen dat het op dit moment enkel gaat om een principe-uitspraak. De technische consequenties komen zijns inziens pas later aan de orde. Het nu nemen van een principe-beslissing moet echter niet inhouden dat het onderzoek naar alternatieve methoden van vuilstorten niet door moet gaan. Ten aanzien van punt c van het voorstel vraagt spreker of de daarin genoemde boerderijbouw afhankelijk wordt gesteld van het al dan niet doorgaan van de ruilverkaveling. Het lid VAN DE WETERING merkt op dat bij het Stadsgewest reeds 2 jaar aan deze zaak wordt gewerkt terwijl het nu pas aan de raad wordt voorgelegd. Hij acht het niet juist dat het college heeft nagelaten om het standpunt van de raad in deze te weten te komen. Uit de stukken blijkt dat het Stadsgewest in september 1977 een rapport heeft uitgebracht over afvalverwerking en afvallokatieswelk rapport in de vergadering van de gewestraad van 13 januari 1978 is besproken. Daarbij is zijns inziens eveneens nagelaten de opinie van de raad te vernemen. Hoewel reeds in de commissievergadering van 28 september is aangegeven dat het voorstel van het Stadsgewest teveel vragen onbeantwoord laat, liet de wethouder na daarop serieus in te gaan. Het duurde naar zijn mening erg lang eer werd beloofd om materiaal, dat ten grondslag lag aan het voorstel, aan de raadsleden toe te zenden. Daarbij ontbreekt echter het rapport dat 13 januari j.l. in de gewestraad is behandeld. Hij verzoekt daarom om dit rapport alsnog ter inzage te leggen. Ver volgens bevreemdt het hem dat het recreatie-vuilbankproject, waarover door de dienst gemeentebedrijven in oktober 1977 een notitie was gemaakt, door de ruilver kavelingscommissie, met instemming van het gemeentebestuur, van tafel is geveegd, zonder daarin de commissie ruimtelijke ordening te kennen. Om nu de ruilverkaveling te verkopen wordt een stukje uit het eindrapport van de gezamenlijke gespreksgroepen voor het struktuurplan aangehaald. In dit verband vindt spreker dat het tijd wordt om over die gehele nota in de raad te discussiëren. Hij merkt vervolgens op dat de P.v.d.A.-fraktie concludeert dat door het vrijgeven van de ruilverkaveling de modellen 2 en 3 van de aan te leggen Maasroute te zijner tijd niet meer in beschouwing genomen kunnen worden. Ten aanzien van het onderha vige voorstel op zich merkt hij op geen bezwaar te hebben tegen het onder punt c ge noemde voorstel om boerderijbouw mogelijk te maken met dien verstande dat onder boerderijbouw niet wordt verstaan opstallen ten behoeve van de bio-industrie. Spreker verzoekt dit als zodanig in het voorbereidingsbesluit tot uitdrukking te laten komen. Met betrekking tot de voorgestelde lokatie van de vuilstortplaats heeft hij even eens geen problemen, mits een geo—hydrologisch onderzoek de geschiktheid van de stortplaats aantoont en dat over de inrichting van het toekomstige bos een inspraak ronde plaatsvindt.Voor wat betreft de 8e wijziging van de gemeenschappelijke rege ling Stadsgewest Breda heeft spreker ernstige bezwaren, omdat daardoor zonder meer wordt gekozen voor afvalverwerking door middel van gecontroleerd storten. Daarbij worden de mogelijkheden van verbranding, compostering en recycling buiten beschou wing gelaten enkel uit een oogpunt van kosten. Alhoewel dit een belangrijk afwe- gingspunt is mag dit zijns inziens niet alleen van doorslaggevende betekenis zijn.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1978 | | pagina 122