t
193
Het lid KRIJNEN wenst een algemene opmerking te plaatsen over het
totaal van de overschrijdingen. Hij is een voorstander van openbaar onder
wijs. Er is naar zijn mening echter te weinig motivatie gegeven over het
waarom van die overschrijdingen. Alleen bij het lager onderwijs wordt ver
wezen naar het geringe aantal leerlingen in de Jaren 1974 en 1975. Het
brengt voor de gemeente nog al wat lasten met zich mee. Immers, de over
schrijdingen zullen in een bedrag per leerling aan de bijzondere scholen
moeten worden uitbetaald.
De VOORZITTER merkt op, dat deze overschrijdingen in de aanloop
periode te rechtvaardigen zijn. Bij stijging van het aantal leerlingen
per lokaal is te verwachten, dat er nauwelijks of geen overschrijdingen
meer plaats zullen vinden.
Wethouder KAMP wijst er op, dat in de eerste Jaren niet alle lokalen
gebruikt werden. Deze ruimten moeten echter wel verwarmd en regelmatig
schoongemaakt worden. Dit brengt begrijpelijkerwijs lasten met zich mee.
Met de reeds geconstateerde stijging van het aantal leerlingen bij het
openbaar onderwijs zal het bedrag per leerling dienovereenkomstig lager
uitvallen.
De SECRETARIS wijst er op, dat het landelijk cijfer bij het kleuter
onderwijs aan de lage kant ligt. Dit moet niet vergeten worden.
Het lid KRIJNEN vindt het probleem in deze, dat de bijzondere scholen
in feite te veel krijgen. Hier zal, naar hij aanneemt, weinig aan te doen
zijn. Het een houdt nauw verband met het ander. Vein ontkoppelen zal geen
sprake kunnen zijn.
Het lid GERLA is het hier duidelijk niet mee eens. Hij steekt vervol
gens een pluim op de hoed van de bijzondere scholen, die in de begin
periode met dezelfde problemen hebben gekampt. Zij hebben het in die
periode allemaal zelf moeten doen en zijn daar, mogelijk met behulp van de
ouders, in geslaagd. Hij acht het een volledige rechtvaardiging, dat zij,
nu blijkt dat de openbare scholen extra kosten hebben moeten maken, een
vergoeding krijgen.
Het lid SCHIPPER meentdat de wethouder van een verkeerd standpunt
is uitgegaan. Het is duidelijk, dat de onderbezetting consequenties met
zich meebrengt. Aan de andere kant zou hij een pleidooi kunnen houden, dat
juist bij een nieuwe school de onderhoudskosten bijzonder laag zijn. De
wethouder verstrekt gewoon de weinig informatie omtrent de overschrijding.
Een nieuwe school is per definitie goedkoper dan een oude school.
De SECRETARIS meent, dat dit niet zo exact te stellen is. Bij een
goed beleid moet er ook bij nieuwe scholen jaarlijks zodanig gereserveerd
worden, opdat bij het ouder worden van de school, de daaruit voortvloeien
de extra lasten gedragen kunnen worden.
Het lid KRIJNEN antwoordt, inhakend op het betoog van het lid Gerla,
dat hij niet heeft gezegd, dat de bijzondere scholen het slecht doen. Hij
stelde alleen vast, dat de motivatie, die voor openbare scholen betreffen
de tekorten geldt, bij de bijzondere scholen niet aanwezig is.
Het lid SCHIPPER antwoordt, dat dit niet juist is. De bijzondere
scholen moeten toe komen.
Wethouder KAMP merkt op, dat de uitkeringen gebaseerd zijn op wette
lijke voorschriften.
Het lid MAKKINK proeft een verkeerde smaak op zijn tong. Elke school
krijgt op grond van de wet op voor ieder gelijk zijnde normen een uitkering.
Er is geen enkel verschil tussen een bijzondere en een openbare school.