-
Xov
186
Het lid GERLA vraagt of de voorzitter een algemene beschouwing over
ieder punt wil houden.
De VOORZITTER vraagt aan hem over te laten of het een algemene be
schouwing is of dat het een opmerking is naar aanleiding van het verslag.
Het lid mevrouw KRIJNEN-BCOT acht het college zeer wel in staat om
ten opzichte van deze man de gedachte van de raad kenbaar te maken. Zij
heeft eveneens moeite met het initiatief van de commissie.
Het lid MAKKINK geeft bij interruptie zijn steun aan het betoog van
het lid Gerla omtrent de discussie rond het instituut van de milieupolitie.
Dit deel van het commissieverslag gaat over een advies aan het college.
In dit verband wordt er op gewezen, dat het college blijkens haar voorstel
de commissieverslagen zo nodig ter discussie wenst te stellen bij het des
betreffende agendapunt. Er is thans geen enkel agendapunt waar dit onder
werp aan kan worden opgehangen. Het is ook nog nooit van de kant van het
college gebruikelijk geweest om adviezen of vragen daaromtrent in de raad
ter discussie te stellen. Indien het college in deze van opvatting is
veranderd, hetgeen hij van harte toejuicht, verlangt hij wel, dat deze
lijn wordt doorgetrokken.
De VOORZITTER merkt op, dat alle aan het woord geweest zijnde leden
ruimschoots de gelegenheid hebben gehad om naar aanleiding van een commis
sieverslag opmerkingen te plaatsen.
Het lid MAKKINK zegt, dat hij niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan.
Hij stelt het alleen aan de orde, en dat is heel wat anders.
De VOORZITTER meent, dat de anderen dat ook hebben gedaan.
Het lid KRIJNEN kan de gevoelens van de raad op het punt van de
milieu-agent heel goed begrijpen. De commissie voor onderwijs en welzijns
zorg heeft in het verleden het instituut begeleid en klaar gemaakt voor een
discussie in de raad. Het instituut is er. Met de uitvoering heeft de com
missie als zodanig helemaal niets te maken. Het is enkel de wens van de
commissie om met deze nieuwe man kennis te maken.
De VOORZITTER vindt dit heel duidelijke taal.
Onder verwijzing naar punt B4 vraagt het lid HUIJSSOON of de voorzitter
nog nadere mededelingen kan doen met betrekking tot de ontwikkeling van
het industrieterrein Moerdijk.
De VOORZITTER stelt, dat er op dit moment een aantal offertes lopen.
Meer kan hij niet zeggen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform de voorstellen van
burgemeester en wethouders.
Vervolgens komt de voorzitter terug op de door het lid Makkink op
4 oktober 1976 schriftelijk ingediende vragen omtrent de opening en bezet
ting van het warenhuis.
vraag 1 Wanneer gaat het warenhuis open voor het publiek?
antwoord: De hoofdhuurder van het gebouw, de firma Albada Jelgersma uit
Breda heeft de opening van het warenhuis gepland in de loop van
de maand december,
vraag 2 Welke ondernemers komen in het zogenaamde warenhuis?
antwoord: Voor zover het college bekend, wordt een deel verhuurd aan Jamin
en aan een textielhandelaar. Over andere onderhuurders heeft het
college nog geen opgave ontvangen,
vraag 3 J Welke overleg-struktuur is gebezigd bij het bepalen wie in het
warenhuis komt?