t 185 De VOORZITTER stelt, dat deze opmerking bij de begrotingswijzigingen aan de orde gesteld kan worden. Het lid HTJIJSSOON merkt cp, dat hij in het verslag van de vaste raadscommissie voor onderwijs en welzijnszorg heeft gelezen, dat de milieu-agent in een op 2 december aanstaande te houden vergadering van die commissie verslag zal doen over zijn bevindingen. Gevraagd wordt of dit een routine-bezoek, dan wel een nadere kennismaking met de zojuist aange stelde milieu-agent is. In het laatste geval vindt hij het vreemd, dat deze man alleen in de commissie voor onderwijs komt. Hij krijgt nu het gevoel, dat de milieu-agent op het matje wordt geroepen. Gehoopt wordt, dat dit niet het geval is. De VOORZITTER zegt, dat het bepaald niet de bedoeling is om de milieu agent op het matje te roepen. Er is eveneens geen sprake van dat er verant woording wordt afgelegd. Het is evenmin gewenst, dat er met de milieu-agent een discussie over het werk wordt aangegaan. Het kan alleen een kennismaking zijn en een eerste verslag van zijn bevindingen. Wethouder KAMP merkt op, dat de commissie onderwijs en welzijnszorg destijds de instructie van het instituut milieupolitie heeft bekeken. De commissie wenst uit de eerste hand geïnformeerd te worden omtrent het functioneren van dit instituut, Het lid BELJAARS stelt in dit verband, dat het instituut van de milieupolitie eveneens in de raadscommissie voor gemeentebedrijven aan de orde is geweest. Het is jammer, dat daarover in het verslag niets is terug te vinden. De commissie is gekant tegen een gesprek, zoals het blijkens het verslag door de commissie voor onderwijs en welzijnszorg wordt bedoeld. De commissie voor gemeentebedrijven is van mening, dat de milieu-agent voldoende instructies kan krijgen van-.uit het ambtenarencorps. Daar wordt volledig op vertrouwd. De commissie vindt het overbodig, dat de commissie voor onderwijs en welzijnszorg zich hier tussen manoevreert. Akkoord kan worden gegaan, wanneer de voltallige raad met de milieu-agent kennis maakt. Het lid MAKKINK wenstsprekende als voorzitter van de commissie voor onderwijs en welzijnszorg, hierop te reageren. Destijds heeft de commissie van de raad de opdracht gekregen om de zaak te begeleiden en te evolueren. Hiertoe behoort tevens het uitbrengen van adviezen omtrent deze materie aan het college. Nu de vekaturo enige tijd geleden is vervuld, acht de commissie het gewenst om van de milieu-agent te vernemen hoe op hem de problematiek overkomt, Hoe hij denkt daarmee verder te werken en hoe hij zijn taak in deze ziet. Zonodig zal de commissie het college adviseren. Dat is de functie van de commissie. Dit, en niets anders, staat de commis sie voor ogen. Het lid mevrouw KRIJNEN—EOOT is na het betoog van de voorzitter van de commissie voor onderwijs en welzijnszorg niet gerust gesteld. De milieu agent heeft het college boven zich staan, Het college is op de hoogte van de wensen van de raad op dit punt. Het lid GERLA vraagt zich bij interruptie af, onder welke noemer hij deze materie moet plaatsen. Wordt dit punt thans ter discussie gesteld of is dit een commentaar op het verslag, weergegeven in de notulen? De VOORZITTER zegt, dat we momenteel bezig zijn met de behandeling van het verslag van de op 28 oktober 1976 gehouden vergadering van de vaste raadscommissie voor onderwijs en welzijnszorg. Aan de orde is thans het op pagina 5 vermelde punt 2.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1976 | | pagina 185