■RMBBBbHI
181
De VOORZITTER maakt melding van de door het lid Makkink ingediende
vragen omtrent de stofuitworp van de suikerfabriek. Deze vragen zullen
binnen de gestelde termijn van 30 dagen schriftelijk beantwoord worden.
Vervolgens deelt de VOORZITTER mede, dat het lid Makkink op 4 oktober
1976 schriftelijk vragen ex artikel 37 van het reglement van orde heeft
ingediend omtrent de bouw van het zogenaamde warenhuis.
Op dit moment is het nog niet mogelijk om op alle vragen een antwoord
te geven. Voorgesteld wordt om de beantwoording ervan te doen plaatsvinden
in de eerstvolgende raadsvergadering.
Het lid MAKKINK wijst er op, dat de gestelde vragen ruimschoots van
te voren zijn ingediend. Het is aan de raad om de beantwoording ervan op
te schuiven naar de eerstvolgende vergadering. Het college kan in eerste
instantie overwegende bezwaren tegen de beantwoording hebben. De raad heeft
vervolgens te beoordelen of de bezwaren gegrond zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat het hem op dit ogenblik niet mogelijk is
om op alle vragen te antwoorden. Vervolgens leest hij de vragen voor:
1Wanneer gaat het warenhuis open voor het publiek?
2. Welke ondernemers komen in het zogenaamde warenhuis?
3. Welke overleg-structuur is gebezigd bij het bepalen, wie in het waren
huis komt?
4. Is volgens uw college dit overleg gedaan met inachtneming van de gedane
afspraken en beloften?
5. Zijn de 30$ food en 70$ non-food gehandhaafd?
Het voorlopige antwoord van het college op de gestelde vragen luidt
als volgt:
1De opening valt rond 1 december te verwachten.
2. In zijn volledigheid kan hierop geen antwoord worden gegeven. Er zijn
op dit moment nog onderhandelingen gaande. De Zevenbergse middenstand
heeft echter geen belangstelling getoond voor het warenhuis.
3. Er is gewerkt met benadering van de middenstand via advertenties.
Hierop heeft de plaatselijke middenstand niet gereageerd. Het toegezegde
overleg heeft vanwege het ontbreken van deze reacties nog niet plaats
gehad
4. Er waren geen afspraken en beloften.
5. Dit is nog steeds de eis van het college aan de exploitant.
Een meer uitgebreide beantwoording wordt toegezegd.
De VOORZITTER deelt mede, dat bij het college een petitie is ingekomen
van een groot aantal inwoners uit de gemeente. Deze petitie, die eveneens
aan de raadsleden is toegezonden, is opgesteld naar aanleiding van een on
geluk met dodelijke afloop voor een jongetje van nog geen li jaar oud.
In de petitie aan de raad wordt nu om een omheining gevraagd langs
de gehele oever van de Knip.
Dit ongeval roept een aantal vragen op. Het antwoord daarop is niet
direct te geven. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor deze kleine kinde
ren? Wat behoort tot de verantwoordelijkheid van de overheid? Het zijn
vraagstukken die zich in het gehele land opwerpen bij water- en verkeers
wegen en dergelijke.
Voorgesteld wordt om de petitie voor verdere behandeling in handen van
het college te leggen, De raadsleden, die zich ter plaatse willen oriënte
ren, worden verzocht zich op te geven bij de direkteur van gemeentebedrij
ven. Het college stelt zich voor om deze ernstige zaak in de betreffende
commissies te bespreken om te bezien wat in deze kan worden gedaan.
De raad stemt met de te volgen procedure in.