I)
168
Het lid KRIJNEN wenst de democratiseringsgedachte niet gekoppeld te
zien aan het onderhavige voorstel. Hij sprak er in het begin reeds zijn
bevreemding over uit, dat met toestemming van de voorzitter het verslag
wordt besproken onder dit agendapunt. Het verslag ademt geen enkel positief
punt uit ten voordele van de raad. Er blijkt geen vertrouwen te bestaan.
De bestuurskracht van de stichting beoordelend op basis van de in het ver
slag neergelegde maatschappij-visie, komt hij tot de conclusie, dat deze
bepaald klein is te noemen. Uit het verslag spreekt immers duidelijk de
opvatting: we hebben het toch altijd goed gedaan, waarom dan toch gaan
veranderen? Gehoopt wordt, dat deze maatschappij-visie voort is gekomen
uit een eerste opwelling. Als deze visie echter niet verandert, dan zal de
onafhankelijke partij geen vertrouwen meer kunnen hebben in de bestuurs
kracht van deze stichting. Het gevolg hiervan zal zijn, dat in de toekomst
aan voorstellen, de stichting woningbouw Zevenbergen betreffende, geen mede
werking meer zal worden verleend.
Het lid mevrouw KRIJNEN-BOOT vindt de opmerkingen van het lid Gerla
van kwade trouw getuigen.. Zij kan zich de verontwaardiging van de bestuurs
leden van de stichting over het voorstel van de raad goed voorstellen. In
hun positie had zij wellicht dezelfde conclusies getrokken.
Het lid MAKKINK merkt bij interruptie op, dat zij destijds zelf heeft
meegestemd toen de democratiseringsgedachte in de raad werd behandeld.
Het lid mevrouw KRIJNEN-BOOT distantieert zich van de wijze, waarop
het lid Gerla meent de zitting hebbende leden bij de discussie te moeten
betrekken. Zij begrijpt verder niet, dat de positie van wethouder Trompers
bij de discussie betrokken moet worden. Hij zit in de stichting niet als
vertegenwoordiger van het gemeentebestuur. Het wethouderschap en het voor
zitterschap van de stichting zijn twee verschillende functies.
Het lid GERLA reageert hierop en stelt, dat de wethouder maar één
mond heeft om mee te spreken.
Het lid mevrouw KRIJNEN-BOOT vervolgt, dat zij de reactie van de heer
Schrijvers goed kan voorstellen, wanneer deze zo zijn twijfels uitspreekt
over de door de raad gewenste democratisering. Het is de vraag of door het
inschakelen van enkel raadsleden de echte democratisering wordt nagestreefd.
Met de suggestie om de betrokken huurders bij het stichtingsbestuur te be
trekken, kan wellicht een meer democratische vorm worden bereikt. Deze
laatste suggestie spreekt haar wel aan.
Het lid GERLA gaat hier direct mee akkoord. Hij wil van de stichting
direct een vereniging maken.
Het lid MAKKINK brengt in herinnering, dat de raad zich hierover reeds
duidelijk heeft uitgesproken. De betrokken huurders dienen inderdaad te
worden ingeschakeld. De raad heeft dit altijd zo gewild. In dit verband
wordt verder de wens van verslaggeving naar buiten benadrukt. Ook deze
berichtgeving is een onderdeel van de democratiseringsgedachte.
Het lid HUIJSSOON spreekt er eveneens zijn bevreemding over uit, dat
de democratisering van de stichting onder dit agendapunt wordt besproken.
Na kennisname van de aantekeningen is hem duidelijk geworden, dat er bij
de stichting nogal wat tegenwind is omtrent deze democratisering. Het
lijkt wel, dat men geen enkele inspraak duldt van de plaatselijke overheid.
Het is toch enkel de intentie van de raad om in deze stichting, die een
steeds groter wordend woningbestand moet begeleiden en verdelen, een beter
inzicht te verkrijgen. Een eerste stap in de door de raad gewenste richting
zou al zijn, als de stichting de notulen van de bestuursvergaderingen aan
de raad zou toesturen.