I I 142 Het lid GERLA zegt bij interruptie, dat de wethouder aan de jeugdbewe ging heeft toegezegd, dat vóór carnaval 1976 zodanige voorzieningen getrof fen zouden worden in de keten waarin ze nu zitten, dat deze weer bruikbaar zouden zijn. Daaraan is ook niet voldaan. Wethouder KAMP antwoordt daarop, dat daarbij ook is gezegd, dat die zaak aangemeld zou worden bij het werkvoorzieningsschap, dat daaraan goed keuring moet hechten. In verband met de grote hoeveelheden objecten is dat nog niet goedgekeurd kunnen worden. Het lid GERLA repliceert, dat het voorstel nu een voorziening voor óón groep inhoudt, terwijl de andere groepen in de kou blijven staan. Wethouder KAMP bestrijdt dat. Tegelijkertijd zullen de andere onder komens bekeken worden. Er zullen dusdanige voorzieningen worden getroffen, dat die keten geconserveerd zullen worden tot dat nieuwe definitieve oplos singen gevonden zullen zijn. Dat is ook toegezegd. Spreker zou het erg jammer vinden, als deze zaak uitgesteld zou moeten worden tot na de eerst volgende vergadering van de jeugdadviescommissie, die in deze al duidelijk uitspraak heeft gedaan. Het lid MAKKINK vraagt of —alvorens de heer Gerla aan zijn zoveelste termijn begint- andere leden over dit onderwerp misschien ook iets mogen zeggen. Hij meent, dat enige raadsvergaderingen terug al is besloten om de noodlokalen van de openbare school, als die niet meer nodig zouden zijn voor het onderwijs, aangewend zouden worden voor de huisvesting van jeugdvereni gingen. In dit betoog heeft hij deze afspraak nog niet een keer horen noemen. Is dit inmiddels al weer van tafel af? Wethouder KAMP antwoordt, dat die noodlokalen nog in gebruik zijn. Deze komen op zijn vroegst het volgende schooljaar pas vrij. Waar het nu over gaat is het treffen van een noodvoorziening. Het lid MAKKINK zegt niet tegen de voorziening ten behoeve van de Matthijs Heldtgroep te zijn. Het gaat er hem om, dat bij het zoeken van definitieve huisvesting die noodlokalen meegenomen worden. De voorzitter heeft de hoop uitgesproken, dat de huisvesting definitief zou worden voor de Matthijs Heldtgroep en dat was een nieuw element in de discussie. Wethouder KAMP antwoordt, dat die lokalen te zijner tijd in ogenschouw genomen zullen worden bij het bepalen van de nieuwe lokaties, die gezocht zullen worden voor de verkennerij Het lid MAKKINK stelt, dat hij dat antwoord graag had willen horen. Met betrekking tot de restauratie van de panden Molenstraat 36 t/m 42 vraagt het lid MAKKINK of die restauratie reeds in aanvang is genomen of lijkt dat maar zo? De VOORZITTER antwoordt, dat met de restauratie nog geen aanvang is gemaakt. Wat men er nu aan ziet, is schilderwerk, maar dat valt niet onder het begrip restauratie. Het lid mevrouw KRIJNEN—BOOT zou nog graag even terug willen komen op de akkommodatie voor de verkennerij. Haar is bekend, dat naast de Matthijs Heldtgroep ook de Christoffelgroep hard toe is aan andere huisvesting. Wat dus voor de Matthijs Heldtgroep geldt, geldt ook voor de andere groep. Wat wordt daar dan aan gedaan? De WETHOUDER antwoordt, dat het gebouw van die groep nog voor de winter in orde gemaakt zal worden. Het gebouw van de Matthijs Heldtgroep is echter niet meer te repareren. Uitgaande van het ambtelijk advies inzake de tijdelijke onderbrenging van de Matthijs Heldtgroep merkt het lid Krijnen op het jammer te vinden, dat het hier een tijdelijke onderbrenging betreft. Wat is dan de bedoeling van de definitieve onderbrenging van de groep en de definitieve bestemming van het pand Molenbergstraat 21 zelf?

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1976 | | pagina 142