84
Bij de bezetting er van zou met de nu uitgesproken wensen rekening ge
houden kunnen worden. Overigens mag men niet vergeten, dat deze commissie
duidelijk geen middenstandscommissie is (2 van de 8 kandidaten). Zijns in
ziens is dan ook geen accent op de middenstand gelegd.
Aangezien het een commissie van advies en bijstand aan burgemeester en
wethouders is, zouden de vergaderingen derhalve een besloten karakter moeten
dragen. Dit is ook neergelegd in het rapport van de commissie ad hoe. Indien
enigszins mogelijk moet zoveel mogelijk in het openbaar vergaderd worden.
Dit zal nog nader in de in te stellen commissie besproken worden. Indien
besloten zou worden tot openbaarheid, dan zou daarin ook nog besproken kunnen
worden of de plaatsvervangende leden toegang tot de vergaderingen moeten
hebben (zonder stemrecht).
Wat de kandidaatstelling betreft vraagt de voorzitter aan het lid
mevrouw Krijnen-Boot of zij de door haar^gestelde kandidatuur handhaaft na
de opmerkingen van het lid van Engelen.
Het lid mevrouw Krijnen-Boot zegt de voorgestelde kandidatuur te hand
haven.
Het lid Gerla stelt nog, dat hij niet naar deze vergadering was gekomen
met de intentie zich kandidaat te stellen voor het lidmaatschap van deze com
missie. Na deze gang van zaken is hij wel bereid zich kandidaat te stellen.
Hij is zelfs bereid om deze kandidaatstelling te maken tot een onderwerp van
politieke inzet.
Het lid Makkink zegt, dat de voorzitter in zijn antwoord het al dan niet
toelaten van de plaatsvervangende leden tot de vergadering afhankelijk heeft
gesteld van de openbaarheid van die vergaderingen. Daar maakt hij ernstig
bezwaar tegen. Hij vindt namelijk, dat een plaatsvervanger een volwaardig
lid is op het moment dat hij vervangt. Om hem de mogelijkheid te bieden bij
vervanging een volwaardig lid te kunnen zijn, moet hij toegang hebben tot
alle vergaderingen, zo hij dat wenst.
Verder zegt hij, dat hij met mevrouw Krijnen-Boot van mening is, dat ook
de werknemers een eigen zetel in deze commissie zouden moeten hebben.
To.t slot sluit hij zich aan bij de woorden van de leden van Engelen en
Gerla inzake de gestelde kandidatuur door mevrouw Krijnen-Boot. Zijns inziens
is dat een staaltje van ondemocratisch handelen.
De voorzitter antwoordt, dat plaatsvervangende leden geen volwaardige
leden zijn. De vraag over de deelname van plaatsvervangende leden aan het
commissiewerk wil hij in de commissie -na haar instelling- aan de orde stel
len. Persoonlijk is hij tegen die deelname. Plaatsvervangende leden krijgen
alle stukken om op de hoogte te blijven. Men kan echter niet iedere commis
sie in dubbele samenstelling laten functioneren. Anders ligt dit met het
verlangen van het lid Makkink om een werknemer te laten deelnemen aan het
werk van deze commissie. Daarmee wil het college ernstig rekening houden.
Het lid Makkink vraagt of dit via de vakorganisaties gespeeld zal worden,
waarop de voorzitter antwoordt, dat naast het plaatsen van een advertentie,
men zich ook in verbinding zal stellen met de vakorganisaties. Dit zal breed
bezien worden.
De voorzitter zegt tot stemming over de kandidaten te willen overgaan.
Het betreft dan de leden Huijssoon met als plaatsvervanger Ooijen, van Oerle
met als plaatsvervanger Wijne en Gerla met als plaatsvervanger Makkink.
Hierna volgt schriftelijke stemming voor de aanwijzing van één lid in
de commissie. Uitgebracht worden 15 stemmen.
De uitslag is als volgt:
het lid Huijssoon 9 stemmen
het lid Gerla 5 stemmen
ongeldig 1 stem.