76
Nu komt het waar bij spreker het zwaartepunt ligt. Bij iedereen is
bekend, dat grond in een zo dicht bevolkt land als Nederland een schaarste-
artikel is geworden. Als zodanig hoort de handel daarin bij de overheid
thuis onder een democratische contröle van de bevolking. Handel in die
grond met enorme winsten vindt spreker dan ook niet moreel, niet ethisch
handelen, ondanks dat de wetgeving dat nu nog duldt. Dit zou hij graag döor
de hele raad vanavond gezegd willen hebben. De vraag is echter wat nu verder
te doen? Als zijn informatie bij de vereniging van Nederlandse gemeenten
juist zou zijn, dan is het helemaal niet uitgesloten, dat er in dit geval
termen voor onteigening van de projectontwikkelaars zouden zijn. Daarbij
is dan wel toestemming nodig van de minister van volkshuisvesting en ruim
telijke ordening. De huidige minister is zijns inziens daartoe echter wel
bereid. Duidelijk moet zijns inziens kenbaar gemaakt worden, dat de gemeente
het de projectontwikkelaars op dit punt zo moeilijk mogelijk zal maken.
Voor de toekomst moet hier duidelijk een voorbeeld gesteld worden. Spreker
zou zijn gevoelens in een motie van de raad aan het college willen mededelen
Hierna wordt door de voorzitter het woord aan de overige leden gegeven.
Het lid mevrouw Krijnen-Boot vraagt zich af wat de raad moet doen met
de opmerkingen van het lid van Engelen. Deze horen haars inziens eerder in
de Tweede Kamer thuis. Op dit moment rest alleen nog maar de vraag hoe de
raad zich het beste in het belang van de gemeente uit deze situatie kan
redden. Iets concreets heeft zij niet uit het betoog van het lid van Engelen
kunnen halen. Het aannemen van diens motie biedt op zich geen oplossing.
Het lid Wijne vraagt zich naar aanleiding van de opmerking van het lid
van Engelen over de schaarste van grond af of de prijzen van de gemeente
bij grondaankoop de laatste tijd niet aan de lage kant waren, gezien de
prijzen van gronden in het landbouwverkeer.
Het lid Schipper zegt, dat zijn fractie in grote lijnen achter het
betoog van het lid van Engelen kan staan. Daarentegen is hij het ook eens
met de opmerking van mevrouw Krijnen-Boot, dat deze discussie eigenlijk
thuis zou horen in de Tweede Kamer. Doch de raad zal toch ook aan de basis
een uitspraak moeten doen.
Het lid Makkink meent, dat voor de landbouwers niet in eerste instan
tie van belang is hoe hoog de grondprijs is. Van veel groter belang is, dat
de landbouwers gronden hebben, waarop ze kannen produceren. Zij zijn er
meer bij gebaat, dat ze hun grond zelf kunnen blijven behouden. Kan dat niet
dan is het zaak, dat ze een dusdanige prijs betaald krijgen, waarvoor elders
vervangende grond gekocht kan worden. Ernstige bezwaren maakt spreker tegen
het behalen van grote winsten op de doorverkoop van gronden door makelaars
door het voeren van een enkel telefoongesprek.
Het lid Huijssoon zegt het eens te zijn met de opmerkingen van het lid
van Engelen met betrekking tot de grondspeculaties. Hij meent, dat daaraan
door de raad weinig kan worden gedaan, zolang een bestemmingsplan nog niet
is goedgekeurd. Als zodènig ziet ook hij het probleem als een zaak van de
landelijke overheid.
Het lid Gerla meent, dat dit spel niet nodig was geweest, als het
college een wat slagvaardiger beleid had gevoerd en de projectontwikkelaars
bij de aankoop voor was geweest. Als zodanig kan hij achter de opmerking
van het lid Wijne staan met betrekking tot de betaalde grondprijzen. Zijn
partij is niet tegen projectontwikkelaars, zolang zij datgene blijven doen,
wat past binnen de plannen van de gemeenteraad. Als een raad het niet eens
is met de methode van projectontwikkelaars, dan moet men hen wel via wette
lijke wegen bestrijden. Zij zijn immers ook op een wettelijk manier aan die
grond gekomen.