56
Het lid Makkink stelt, dat men in de praktijk zal moeten ondervinden, op
welke punten de verordening niet goed zal werken. In zijn algemeenheid moet
een en ander goed kunnen functioneren met de voorliggende verordening. Even
zou spreker willen stil staan bij de regeling van de stemmingen. Deze commis
sies hebben een tweeledige taak, n.l. het verlenen van advies en bijstand naar
oude stijl en het voorbereiden van raadsvoorstellen. Over deze laatste taak
kan zijns inziens geen stemming gehouden worden, hetgeen in de verordening
niet goed tot uitdrukking komt. Hij vraagt daarom aan deze verordening een
memorie van toelichting toe te voegen, waarin dit tot uitdrukking gebracht
wordt.
Ten aanzien van de verslaglegging (artikel 4) constateert spreker ook
enige onjuistheid. Hij heeft hiervoor getracht een andere tekst te redigeren.
Aan het bestaande gedeelte van dat artikel zou hij een nieuw lid willen toe
voegen, luidende: "de secretaris maakt van het verhandelde ten aanzien van de
werkzaamheden betreffende de algemene raadsvoorstellen een apart verslag op,
dat wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. De voorzitter is
verantwoordelijk ten opzichte van de gemeenteraad voor de verslaggeving.
Het verslag wordt gericht aan de gemeenteraad en gezonden naar burgemeester
en wethouders ter beantwoording".
Als toelichting hierbij geeft het lid Makkink, dat de commissies in hun verga
deringen "'uidelijk naar voren moeten laten komen, wat zij in het verslag wen
sen opgenomen te zien. Het zou niet juist zijn de verantwoording voor de in
houd van een verslag bij de secretaris te laten berusten. De secretaris kan
zich namelijk daartegen niet verweren en derhalve ligt de verantwoordelijkheid
daarvoor bij de voorzitter. Dit verslag gaat namelijk mét de andere stukken
van het college naar de raad en staat dan pas ter discussie. Een goedkeuring
van dat verslag vindt dus niet plaats, aldus spreker.
De voorzitter antwoordt, dat het gestelde door het lid Makkink geen be
zwaar ontmoet. Het hoort echter niet thuis bij artikel 4, maar bij artikel 14.
In artikel 4 wordt geregeld wie als secretaris optreedt, terwijl de verslag
legging wordt behandeld in de artikelen 13 en 14.
Het lid van Engelen brengt naar voren, dat datgene, wat het lid Makkink
heeft gesteld, voor wat de validiteit van het verslag betreft slechts geldt
tot aan de volgende vergadering, waar de commissies .hun eigen verslagen vast
stellen. Het is echter ook mogelijk, dat -alvorens de raad aan de eigenlijke
agenda begint- de betreffende commissieleden eerst het verslag van hun commis
sie vaststellen. Het is dan een kwestie van de formele vaststelling van die ver
slagen. Zijns inziens heeft het lid Makkink terecht het probleem gesignaleerd.
Het lid Gerla stelt, dat de commissies één week véér de raadsvergadering
vergaderen. Krachtens artikel 13 zenden de commissies hun rapporten, verslagen
of voorstellen uiterlijk binnen vier weken in bij burgemeester en wethouders.
Dit betekent zijns inziens dat deze commissies één raadsvergadering vooruit
werken. Is die conclusie juist?
De voorzitter antwoordt, dat die conclusie juist is.
Het lid Makkihk zegt, dat het "groen licht aan de raad" plaats vindt in
die commissies. In de commissies wordt beraadslaagd over de agenda voor de
komende raadsvergadering. Daarvan vindt verslaglegging plaats, aan de hand
waarvan burgemeester en wethouders antwoorden. Dat antwoord nemen de raadsleden
mee in de beoordeling in de raadsvergadering. Een onjuiste of onvolledige ver
slaglegging moet men aan iemand kunnen ophangen. In casu zou hij dat willen
doen aan de voorzitter. Het raadsbesluit valt. Het al dan niet goedkeuren van
een verslag van de commissievergadering heeft dan geen zin meer.