■'■■j.:;
-
J'-.ri ;T"7 07 3.V-, 0'- 0.7 itSi'V i<-
•ro.&a-v'.v -i- jI «507,0'7' aóoi h'-v-v.:.
••j, '.oi.t'xX. iv -Li -
ió ;ol: mr» --u-
9V no:' ■••b.'o-r-
i. -u*
v.!0 fi V.' -". '"r; 7;
'7 p±o;:.
'if 4 -l; OO .Vi'ï XV t
.lor r/il.L
iv-ü-pi- - - t
té -o"
Oh iJ \{l .VA-vO"
'OA'- a I.:-,.'---
yr
•v h;-X vh.
r;-s 5 A
a >oi i
ills oi'öi'Mtf i'vii yf '&J
iixf
53
5. Voorstel tot verkoop van grond/bouwterreinen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
6. Voorstel tot;
- instelling van een college voor de ver
lening van bijstand;
- vaststelling van een verordening, rege
lende de samenstelling, taak en werkwijze
van het college voor de verlening van bij
stand.
Het lid Makkink stelt, dat Zevenbergen met de instelling van dit college
de goede weg is ingeslagen op het stuk van de bijstandsverlening. Op een onder
geschikt punt heeft hij met betrekking tot de redaktie van de verordening een
opmerking, n.l. artikel 7, lid 3, waarin staat, dat bij staking van stemmen
de voorzitter beslist. Hij koppelt dit aan lid 2 van hetzelfde artikel, waarin
is bepaald, dat geen besluiten genomen mogen worden als niet ten minste twee
leden aanwezig zijn. Als één van de twee leden, buiten de voorzitter, verhin
derd is, dan heeft de voorzitter en daarmede dus het college van burgemeester
en wethouders in dat geval altijd het laatste woord. Hiervoor zou zijns in
ziens een andere oplossing gevonden moeten worden.
De voorzitter antwoordt daarop, dat er toch ook nog plaatsvervangende
leden zijn.
Het lid Makkink zegt dat over het hoofd te hebben.gezien.
Het lid Gerla stelt voor om de twee leden van het college van bijstand,
niet zijnde de voorzitter, te halen vanuit de gemeenteraad, aangezien het
aantal leden van het college van bijstand maar 3 in totaal bedraagt.
De voorzitter antwoordt, dat het aan de raad is of deze suggestie al dan
niet wordt overgenomen.
Het lid van Engelen meent, dat de opsomming in artikel 2, lid 3, niet
limitatief bedoeld is. Het is enkel een indicatie uit welke groepering het
college de voordracht moet halen.
De voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders pas een volgende
vergadering met een voordracht zullen komen. Nu gaat het alleen om de vast
stelling van de verordening.
De secretaris acht het voor burgemeester en wethouders belangrijk te weten
of men die voordracht moet halen in de maatschappelijke geledingen dan wel uit
de raad of een combinatie daarvan. De raad zou eigenlijk nu die uitspraak moe
ten doen.
De voorzitter vraagt daarom aan de raad of de mening van het lid Gerla
onderschreven wordt of dat mogelijk ook nog gedacht wordt aan een combinatie
van lén lid uit de raad en êên lid uit andere geledingen dan de raad.
Het lid mevr.Krijnen-Boot vindt de gekozen redaktie volledig in overeen
stemming met de gedachte, neergelegd in het rapport van de commissie ad hoe.
Getracht zou worden de burgerij op een zo breed mogelijke basis bij de zaak te
betrekken. Dat daarbij grote zorgvuldigheid betracht moet worden, daar is
spreekster van overtuigd, zeker als het gaat over bijstandverlening. Kiest men
de leden alleen maar uit de raad, dan wordt aan die gedachte te kort gedaan»
Zij kan de visie van het lid Gerla dan ook niet onderschrijven.
Het lid Wijne zegt, dat -als het college van bijstand gevormd gaat worden
uit burgemeester en wethouders en de raad- voor hem dan de zaak gerust mag
blijven, zoals tot nu toe het geval was.