O »1 t 125 De voorzitter antwoordt, dat men in het eerste geval in de werkings sfeer zit van de hinderwet en in het tweede geval komt men terecht hij het waterschap West-Brabant. Als spreekster daarbij alleen maar doelt op het signaleren, dan moeten er inderdaad mogelijkheden liggen. Het lid Makkink wil op voorhand zeggen erg gelukkig te zijn met de instelling van de milieupolitie. Hij zou wel duidelijk een scheiding aange bracht willen zien tussen het instituut en de functionaris, die deze positie thans bekleedt. De raad heeft namelijk niet de bevoegdheid de functionaris aan te stellen, maar bepaalt wel of het instituut er moet komen. Vandaar heeft ook de commissie voor onderwijs en welzijnszorg de begeleiding van het instituut tijdens de proefperiode gehad. In de commissie heeft men kritische geluiden laten horen ten aanzien van het voorstel, zoals het nu voorligt. In dat voorstel gaat het college slechts onder één punt in op het instituut als zodanig (punt e) en voor het overige alleen op de huidige functionaris zelf. Hij wil daarmede niet zeggen, dat de punten a tot en met d en f tot en met h niet waar zijn. Niets is minder waar. Spreker zou die punten zelfs willen onderstrepen. Hij meent dit kritische geluid van die commissie nog maals onder de aandacht van de raad te moeten brengen. Ten aanzien van het instituut zelf brengt spreker naar voren, dat na ver loop van enige tijd misschien een evaluatie van de functiebeschrijving zal moeten plaatsvinden. Op dit moment voldoet die beschrijving aan de intentie van de raad. Hij wil op dit moment zijn dank overbrengen aan het adres van de functionaris over de wijze, waarop deze zijn taak heeft opgevat. Overigens wil hij zijn instemming betuigen met het voorstel tot continuering van het instituut milieupolitie. Het lid Gerla stelt, dat de instelling van een milieupolitie voorkomt op de beleidsuitgangspunten van de raad. De afgelopen maanden is gebleken, dat die keuze een gelukkige is geweest. Toen aan de behandeling van deze zaak in de raad begonnen werd, was eigenlijk één ding nog niet rond en dat was de functiebeschrijving. Hij gelooft, dat de functiebeschrijving, zoals die m de loop van de proefperiode is ontstaan, een goede is. Hij vraagt zich echter wel af of die beschrijving nu al definitief gemaakt moet worden. Persoonlijk zou hij deze bijvoorbeeld nog een half jaar open willen houden. De voorzitter antwoordt, dat de ontwikkeling van het instituut bij sturing van de functiebeschrijving met zich brengt. Dat moet dan mogelijk zijn. Naar aanleiding van het evaluatierapport van de hand van de milieu agent constateert het lid Huijssoon, dat door hem ook aandacht is besteed aan de fietsen bij het station. Zolang daar echter geen deugdelijke fietsen stalling is, zal de gemeente weinig kunnen doen aan die toestand. De voorzitter antwoordt dat dat een signaleren is en aan de hand waar van dan stappen ondernomen zouden kunnen worden. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders met uitzondering van de passage in het voor stel met betrekking tot de dekking middels verhoging van de hondenbelasting. 12. Voorstel tot aanwijzing van een plaats vervangend lid in de commissie van advies en bijstand voor economische aangelegen heden (vervanging van het lid A.A.M.Wijne) Onder verwijzing naar de gang van zaken met betrekking tot deze aangele genheid enige raadsvergaderingen geleden, waarbij het lid Makkink als plaats vervangend lid door enige fracties naar voren werd gebracht, doch toen niet als zodanig werd gekozen, stelt het lid Gerla dat lid weer als plaatsvervan ger kandidaat.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1975 | | pagina 125