I t
n t
Tl
123
Spreker heeft echter wel een aantal vragen, die hij eerst niet had,
maar nu wel, gezien de brief van de waterleiding maatschappij In die brief
staat namelijk, dat vestiging van dit object op het industrieterrein Moer
dijk, op bezwaren stuit bij zowel het industrieschap, bij de inspekteur van
de volksgezondheid in Noord-Brabant, alsook bij de waterleiding maatschappij
zelf. Die bezwaren hebben betrekking op de geringe werkgelegenheid van het
project en de risico's, die voor de watervoorziening niet aanvaardbaar
worden geacht. Die risico's zijn niet beargumenteerd en derhalve is hij
daar ontzettend nieuwsgierig naar. Dit kan erg belangrijk zijn voor bedrij
ven, die zich in de toekomst ook op dat terrein willen vestigen. Welke
bedrijven mogen dat dan niet zijn om risico's voor de waterleiding maat
schappij te voorkomen.
De voorzitter antwoordt, dat de vestiging van dit bedrijf op dit toe
komstig industrieterrein strookt met de opvatting van het gemeentebestuur,
dat men op de gemeentelijke industrieterreinen alleen maar schone, risico
loze bedrijven gevestigd wil zien. Elk bedrijf met een risicoloze positie
ten opzichte van de drinkwatervoorziening kan zich ook op dit terrein vesti
gen. Datzelfde durft spreker niet te zeggen van het industrieterrein Moer
dijk. De aard van de bedrijven, die zich op dat terrein vestigen, laat
eenvoudigweg niet toe om een zo positieve stelling te verkondigen als hij
dat wel kan doen met betrekking tot het industrieterrein Roode Vaart Oost.
Spreker zegt geen inzicht te kunnen geven in calamiteiten, die zich toch
wel eens op het industrieterrein Moerdijk zouden kunnen voordoen, ook al
wordt met zoveel mogelijk waarborgen getracht dat tot een minimum te beper
ken. Zoiets kan nu eenmaal niet geheel worden uitgesloten. Voor het
industrieterrein Roode Vaart Oost met dit vitale bedrijf kan dat wel. Dat
is mede een rede geweest om te stellen, dat de waterleidingmaatschappij met
dit bedrijf buiten het industrieterrein Moerdijk zou moeten blijven.
Het lid Huijssoon zegt, dat in de onmiddellijke nabijheid toch ook de
suikerfabriek ligt. Daar kunnen toch ook calamiteiten optreden.
De voorzitter antwoordt, dat men een en ander wat in gradaties moet
blijven bezien. Men verwacht toch niet, dat de suikerfabriek een calamiteit
kan opleveren, die een gevaar op zich betekent voor het nabij gelegen drink
waterbedrijf. Dat verwacht spreker niet.
Het lid Gerla merkt op, dat de laatste vergadering informeel over deze
zaak is gesproken. Er is toen hierover uitgebreid gesproken. Het grootste
gedeelte van het verhaal komt nu terug. Hij zou willen voorstellen om in de
toekomst -indien weer voorstellen op tafel zullen komen zo kort na een
informele behandeling- die informele behandeling achterwege te laten. Dat
is ook de reden, dat hij helemaal niets wil toevoegen aan datgene, wat hij
er de vorige keer over gezegd heeft. Hij wil alleen bij stemverklaring tot
uitdrukking brengen, dat hij meegaat met het onderwerp.
De voorzitter vraagt hierna of de conclusie juist is, dat de raad er
mee instemt, dat het plan verder kan worden uitgewerkt, ten einde hierover
vooroverleg te plegen met de provinciale planologische commissie.
Met deze conclusie wordt ingestemd.
Omstreeks 21.00 uur schorst de voorzitter de vergadering in verband
met de geplande voorlichting over de werkzaamheden van het waterschap West-
Brabant en de vertoning van een diaserie. Namens het waterschap zijn aanwe
zig de watergraaf ir.Swier, de voorlichtingsambtenaar en de hoofden van de
afdelingen algemene zaken en financiën