f
117
De raad zal dus eerst een beslissing inzake de financiële consequenties
van een dergelijk onderkomen moeten nemen.
Het lid Gerla interrumpeert met de opmerking, dat dat niets te maken
heeft met het niet bij elkaar roepen van de jeugdadviescommissie. Hij geeft
wel toe, dat in de commissie ad hoc is gesproken over opneming van de jeugd
adviescommissie in een andere commissie, teneinde die aktiviteiten uit te
breiden. Dat houdt niet in, dat -zolang dat nog niet gebeurd is- dan de
jeugdadviescommissie niet meer bij elkaar geroepen hoeft te worden.
De voorzitter suggereert om de jeugdadviescommissie op korte termijn
bij elkaar te roepen, teneinde uit deze impasse te komen. In die commissie
vergadering zouden dan tevens de status, de werkwijze en de eventuele toe
komst van de jeugdadviescommissie aan de orde gesteld kunnen worden.
Wethouder Kamp zegt toe, dat hij de jeugdadviescommissie in de maand
november bijeen zal roepen.
Hierna wordt aan de orde gesteld het voorontwerp van wet reorganisatie
binnenlands bestuur (punten A19 en E).
Het lid Makkink zegt van mening te zijn, dat het hier een dusdanig
belangrijke aangelegenheid betreft, dat hieromtrent door de raad geen
beslissing genomen kan worden middels één discussie tijdens deze zittings
periode van de raad. Er waren andere wegen geweest om daarover in de raad
uitvoerig -eventueel informeel- van gedachten te wisselen. De informatie van
het college hieromtrent geeft overigens voldoende feiten weer om zonder de
concept-wet door te nemen, politiek in te gaan op de gestelde punten A tot
en met D, namelijk, dat de bevoegdheden van de provincies nieuwe stijl ten
koste gaan van de bevoegdheden van de gemeenten. Men kan nu eenmaal niet
makrogewesten voorstaan en tevens de bevoegdheden van de gemeenten onaange
tast laten, aldus spreker. Zevenbergen heeft altijd een groot gewest voor
gestaan. Men moet dan ook nu bereid zijn zo'n miniprovincie (dat een groot
gewest is) inhoud te geven. De beleidsbevoegdheden van die miniprovincies
dienen te worden afgestemd op zaken, die in regionaal verband geregeld
moeten worden. De uitvoerende taken komen of blijven bij de gemeente te liggen.
Het rijk dient veel van de centraal gegroeide taken te decentraliseren. Het
provinciaal bestuur dient beschermd te worden tegen de centralistische
tendenzen op rijksniveau. Men dient daarbij tot een minimale omschrijving
van de taken te komen. Bij centralisatie en decentralisatie kan alleen uit
de samenhang beoordeeld worden welke tendens de richting aangeeft van het
zwaartepunt. Het zwaartepunt van het bestuur moet zijns inziens liggen bij
de basis van de samenleving, dus bij decentralisatie. Op dit punt schieten
zijns inziens met name de regeringsplannen te kort. Spreker heeft er behoefte
aan op te merken, dat deze reorganisatie velen, die in dienst zijn van de
overheid, rechtstreeks in hun belangen en in hun posities raakt. De reorga
nisatie zal in voorbereiding en in uitvoering lange tijd vragen. Dit zal een
tijd zijn van zorg en onzekerheden voor de ambtenaren. Inpassing in de nieuwe
verhoudingen, carrièreplanning enzovoorts zullen moeten worden gewaarborgd.
Resumerend stelt spreker de raad voor om uit te spreken "ja, mits de
taken, die het rijk in het kader van de decentralisatie overhevelt naar de
miniprovincies, de overgangsregeling en de financiële verhouding rijk-provin-
cie-gemeente, duidelijk omschreven worden".
Het lid mevrouw Krijnen-Boot zegt, dat het college voorstelt te reageren
op de nota van Iet stadsgewest, maar het stadsgewest zal haars inziens heel
anders tegen deze materie aankijken dan de gemeenten. Het lijkt haar daarom
logischer om de reacties te spelen via de vereniging van Nederlandse gemeenten.