84
Het lid van Engelen vervolgt, dat het veel belangrijker is te weten, dat dat
rapport niet tot stand is gekomen in nauw overleg met het bestuur van het Sociaal
Kultureel Werk.
De contacten met het bestuur van het Sociaal Kultureel Werk over dat rapport lagen
zo ver terug, dat die op dat moment niet meer relevant waren. Nou kan men dan wel
spreken over polariseren, doch als men hier de dingen niet hard zegt, diinsen ze
nauwelijks door.
Met betrekking tot de opmerking van het lid Mevr.Krijnen-Boot over het zitting
nemen in commissies zegt het lid van Engelen nog het volgende.
In oktober 1970 heeft hij een fel betoog gehouden tegen commissies van advies en
bijstand, die in feite functioneerden als raadscommissies. Ik heb toen gepleit
voor functionele commissies, aldus spreker. De eerste functionele commissie was de
sportadviescommissie. Vandaar dat wij wel zitting wilden nemen in deze commissie,
aldus het lid van Engelen. Toen de huidige voorzitter bij zijn intrede zei, dat
hij onze vraag ter zake begreep en zich bereid toonde over deze zaak te gaan
denken, toen hebben wij ons bereid getoond al vast weer aan die commissiewerkzaam
heden te gaan meedoen. Toen is zijn fractiegenoot gaan deelnemen in de commissie
onderwijs en welzijnszorg.
Voor wat betreft de opmerking over de huurverhoging van de gymzalen zegt het
lid van Engelen later toegegeven te hebben, dat deze zaak hem bij de algemene be
schouwingen was gepasseerd. Ook hier kan weer gesteld worden, dat het niet van
Engelen is geweest, die die verhoging ongedaan gemaakt heeft. Daar is een meerder
heid in de Raad voor nodig.
De Voorzitter stelt voor deze discussie te stoppen.
9. Voorstel tot:
- het afdoen van de subsidie-aanvragen voor
het jaar 1974, overeenkomstig hetgeen dien
aangaande door de raadscommissies is gead
viseerd en in de begrotingen 1974 is vermeld;
- wijziging c.q. hernieuwde vaststelling van
enige belastingverordeningen;
- wijziging van de verordening, regelende de
tarieven voor het gebruik van het zwembad;
- (voorlopige) vaststelling van het bedrag per
leerling ingevolge artikel 101 van de Lager
Onderwijswet 1920;
- vaststelling van de begrotingen 1974.
De Voorzitter vraagt of er nog behoefte bestaat aan een hoofdstuksgewijze
behandeling van de begroting van de algemene dienst of aan een afzonderlijke be
handeling van een of meerdere begrotingen van de takken van dienst.
Hieraan blijkt geen behoefte te bestaan.
Het lid van Engelen zegt, dat zijn fractie de aantekening wenst "geacht te
worden te hebben tegengestemd", tegen het gehele voorstel met uitzondering van het
voorstel inzake de vaststelling van het bedrag per leerling.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten conform het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel tot wijziging van de begrotingen
1973 en 1974.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van Burge
meester en Wethouders.