83 Het college wil het laten bij de gegeven antwoorden. Het lid Mevr.Krijnen-Boot meent, dat het lid van Engelen naar de bekende weg vraagt als hij aan haar vraagt, wat zij bedoelt met haar opmerking over het pola riserend optreden van raadsleden. Haars inziens is de Raad regelmatig getuige geweest van diens staaltjes van stuntwerkerijIn een bepaalde vergadering houdt hij een urenlang betoog tegen de commissies van advies en bijstand aan het college. Een vergadering later neemt hij zitting in de sportadviescommissie, die ook een dergelijke commissie is. Enkele maanden later neemt zijn fractiegenoot zitting in de commissie onderwijs en welzijnszorg. De huurverhoging van de gymzalen was ook al zoiets. Bij de begrotingsbehandeling in 1972 werd door de Raad een dergelijke huurverho- hirig goedgekeurd. Prompt enkele maanden later weer een ellenlang betoog tegen deze huurverhoging van de zijde van het lid van Engelen. Spreekster zegt zo nog wel even door te kunnen gaan. Het lid van Engelen is haars inziens sterk in het recht praten van iets, dat krom is. Spreekster gaat ook nog in op de zaak van de vierde beroepskracht van het Sociaal Kultureel Werk destijds, waarop het lid Huijssoon in zijn algemene beschouwingen ook heeft gedoeld. De betreffende commissie besloot destijds unaniem conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders. In de betref fende raadsvergadering besliste één der leden van die commissie tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Zij meent van een raadslid toch wel te mogen verwachten op een juist moment een goede beslissing te kunnen nemen. Met betrekking tot het bedrijf Sneep doen de opmerkingen van het lid van Engelen haars inziens niet ter zake. Feit was, dat het bedrijf instak in een woon wijk en een zeer duidelijke functie had. Logischer zou het geweest zijn, als het lid van Engelen dit ook zo beoordeeld had. Het lid van Engelen interrumpeert, dat het lid Mevr.Krijnen-Boot het als kinderboerderij voorgesteld had en niet anders. Het lid Huijssoon zegt, dat het lid van Engelen hem op een onderdeel van zijn algemene beschouwingen heeft aangevallen. Daarin had hij het over de openbaarheid van commissievergaderingen. Zijns inziens heeft het lid van Engelen hen verkeerd begrepen. Hij heeft niet willen stellen, dat men nooit van mening mag veranderen. Hij heeft alleen maar gesteld, dat, als iemand dat doet, hij daar dan ook eerlijk voor uit moet durven komen. En als het lid van Engelen dan stelt, dat in de com missie onvoldoende informatie is verstrekt, is hij het daarmede niet eens. Met betrekking tot de S.K.W.-kwestie lag er een heel rapport van het Provinciaal Opbouworgaan. Bovendien hebben zijns inziens in dat geval bestuursleden van het Sociaal Kultureel Werk een aantal raadsleden geïntimideerd. Zijn fractie is des tijds niet benaderd, bewust waarschijnlijk. Zijn fractie is toen na afloop ook niet met het bestuur van het Sociaal Kultureel Werk een overwinningsborreltje gaan drinken. Het lid van Engelen stelt, dat bij de S.K.W.-affaire meer dan een lid is om gezwaaid. Was het maar één lid geweest, dan weet hij zeker, dat het voorstel van het college was aangenomen geweest. Als het lid Huijssoon zegt, dat het rapport van het Provinciaal Opbouworgaan ter inzage lag, is dat juist, maar belangrijker is, dat het college in zijn voor stel dat rapport niet heeft gevolgd. Het rapport zei "vierde beroepskracht akkoord, maar vraag dan bij het Sociaal Kultureel Werk aandacht voorterwijl het voorstel luidde: "op voorwaarde, dat het Sociaal Kultureel Werk dit, dat en dat enz., dan vierde beroepskracht". De secretaris zegt dat dat onjuist is.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1974 | | pagina 83