m t 73 De zaken zijn altijd praktisch opgevat. Spreker daagt het lid Mevr. Krijnen-Boot uit een geval te noemen, waarin zijn fractie in die zin polariserend zou zijn op getreden. En dat heeft mets te maken met het feit, dat met harde woorden wordt gezegd, dat het beleid naar iemands inzicht niet klopt. Polariseren heeft ook niets te maken met opmerkingen, dat een wethouder niet ge schikt zou zijn voor zijn taak. Dat is alleen maar een politieke constatering. Polarisering heeft ook niets te maken met het feit, dat een wethouder iemand voor leugenaar uitmaakt. Dat laatste is een kwestie van intermenselijke verhoudingen, van normbesef. Het laagste allooi van deze algemene beschouwingen zou spreker het eerst willen behandelen om er maar van af te zijn. Wethouder Trompers citeert twee uitlatingen. Welnu, aldus het lid van Engelen, het is altijd mogelijk om uitlatingen te citeren en die los te stellen van de essentie van de betekenis, waarin die zijn gezegd. Ten aanzien van de uitlating van de heer Romijn, dat de gemeente de keuze al zou hebben gemaakt is de essentie, dat die keuze al gemaakt is op een moment, dat hij daarbij nog niet was betrokken. Dat ontkent de wethouder niet en dat is evenmin ontkend in de vergadering van 11 december. Gezamenlijk is men tot de constatering gekomen, dat de keuze uit de projecten buiten de deskundige instanties om is geschied. Dit is het enige, waaraan spreker behoefte heeft om over te discussiëren. Een tweede zaak is, dat een ambtenaar van de provincie tegen spreker heeft gezegd, dat hij gerust zou kunnen stellen, dat deze zaak de gemeente enkele tonnen heeft gekost. Hij wil niet graag op dit niveau praten. Hem zijn soortgelijke intimidatiepogingen bekend, toen destijds getracht werd een medewerker van het Informatie Centrum Scholenbouw terug te laten komen op zijn^gndpunt. Hij zegt ingedekt te hebben tegen opmerkingen van dit niveau, die hij overigens vanavond wel had verwacht. Spreker heeft vanmiddag nog contact gehad met ene heer Jansens van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, die sportaccommodaties behandelt. Deze heeft bevestigd, dat de heer de Vries, die bij de provincie deze zaken doet, erg raar aangekeken heeft tegen het feit, dat hij voor een voldongen feit stond en erg raar heeft aangekeken tegen de omvang van de investeringskosten voor deze sporthal. Of de Vries nu zegt, dat die hal de gemeenschap tonnen kost of gewoon zegt, dat de hal te duur is, is zijns inziens volledig irrelevant,voor de discussie. Bij de provincie, bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, bij het Ministerie van Sociale Zaken, dat spreker vanmiddag nog heeft gebeld, in de gemeenteraad, in de sportadvies- commissie, wij allen samen constateren, dat de zaak veel te duur is en dat de des kundigen niet op de juiste momenten zijn ingeschakeld, aldus het lid van Engelen. Het bevreemdt spreker, dat in de beantwoording op de algemene beschouwingen en de behandeling van deze zaak in de raadsvergadering van 11 december 1973 staat, dat inschakeling van de door hem genoemde instantie geen zin heeft, dat door de tot standkoming van de sportvoorzieningen het rapport van de Vereniging van Neder landse Gemeenten gehandhaafd is, dat we voor de keuze staan "deze hal of geen hal". Zoals reeds gezegd, heb ik vanmiddag contact gehad met de dienst aanvullende werk gelegenheid van het directoraat-generaal voor de arbeidsvoorziening van het Ministerie van Sociale Zaken, zo vervolgt spreker. Hem is gebleken, dat aan deze sporthal nog gedaan mag worden, wat men wil op voorwaarde dat hij niet duurder wordt en dat vóór 1 mei a.s. met de bouw is aangevangen. Een en ander is door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk bevestigd. Dat het college zelf deze mening ook is toegedaan blijkt wel uit de mededeling van wethouder Trompers, dat hij op 25 januari opdracht heeft gegeven aan de technische dienst om de exploitatie van de drie beste hallen nog eens op een rijtje te zetten.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1974 | | pagina 73