.Oi-iJ.:
35
In dit verband willen wij U nogmaals de notulen van de vergadering van 23 januari
1973 onder de aandacht brengen.
In de memorie van toelichting spreekt U over het mislukken van pogingen om finan
ciële steun van de overheid te krijgen. In dit verband vragen wij ons toch wel af
of door üw college voldoende aandacht aan deze materie is besteed. Wij herinneren
ons een toezegging van U, geachte voorzitter, dat wij voor de liquidatie van de
wijkverwarming (ombouw) een behoorlijke financiële bijdrage zouden krijgen van het
Rijk. Het zou alleen maar een fomele kwestie zijn, omdat de Provincie gunstig had
geadviseerd.
Over de vergoeding ingevolge artikel 101 van de lager onderwijswet 1920 kunnen wij
niet tevreden zijn. Vorig jaar hebben wij met klem aangedrongen op een tijdige be
spreking met de schoolbesturen. Thans blijkt dat de voorgestelde vergoeding niet
reëel is. De oorzaal ligt in het feit dat U ook in 1973 niet tijdig contact heeft
opgenomen. Blijkens onze informatie heeft de eerste en enige bespreking plaats ge
had eind december 1973. Wanneer men op deze manier de zaken voorbereid heeft het
geen enkele zin.en moet men concluderen dat alle werkzaamheden voor dit onderwerp
verloren tijd geweest. Het begrotingstekort zal nog groter worden of zit er nog
steeds "muziek" in om de woorden van collega van Engelen te gebruiken.
Nogmaals willen wij U attenderen op de noodzaak om telkens weer en tijdig overleg
te plegen met de schoolbesturen, niet alleen uit het oogpunt van financiën, maar
vooral ook voor de onderwijsvoorzieningen in haar totaliteit.
Het tekort op de begroting 007000,— weegt bij onze fractie niet erg zwaar. In de
commissie zijn voldoende vragen gesteld en suggesties gedaan om het eventuele te
kort weg te werken. Overigens willen wij wel opmerken dat de verslaggeving van de
commissievergadering alsmede de beantwoording zeer summier was.
Eerlijkheidshalve moeten wij U meedelen dat wij niet aanwezig waren op deze verga
dering omdat al jaren blijkt dat het geen enkele zin heeft om hier veel tijd aan te
besteden. Alle vragen en voorstellen worden dusdanig behandeld dat de begroting ge
handhaafd blijft. Wij vragen ons af of dit de manier is om tot een optimale beste
ding van gemeenschapsgelden te komen.
Over de middellange termijnplanning is onze fractie bijzonder verheugd.
Wel hebben wij enige kanttekeningen. Als eerste geldt dan de begeleidende brief van
2 oktober 1973» waarin de hoofden van dienst voorzieningen naar voren hebben ge
bracht, die zouden leiden tot een beter woon- en leefklimaat. Wij dachten dat met
name de meeste fracties hierom verzocht hebben.
Ten tweede zouden wij willen opmerken dat wij het noodzakelijk vinden om jaarlijks
bij de behandeling vsn de begroting de planning en de resultaten met elkaar te ver
gelijken. Wanneer men dit namelijk niet consequent doet heeft een planning geen
enkele zin. Het moet niet geformuleerd worden als zinvol, maar als een noodzakelijk-
heid. Ook krijgt men hierdoor een juist beeld van het beleid van Burgemeester en
Wethouders over een reeks van jaren.
Op pagina drie wordt gezegd dat alleen de invoering van het PPBS-systeem de grond
slag is geweest voor de meerjarenplanning. Wij zouden in dit verband willen ver
wijzen naar de algemene beschouwingen van de laatste jaren van onze fractie, waarin
telkens de noodzaak van een langere termijnplanning naar voren is gebracht.
Ons grootste bezwaar tegen deze meerjarenplanning is dat de budgettaire consequen
ties niet verwerkt zijn in de thans aangeboden begroting. Het lijkt ons niet zin
vol om een begroting op te stellen zonder dat men rekening houdt met investeringen,
die door U voorgesteld zijn. Tevens zou het inhouden dat wij in de loop van 1974
alleen voor de verbetering van de infra-structuur en welzijnsvoorzieningen ruim
5? miljoen aan begrotingswijzigingen zullen te verwerken krijgen.