284
Dit zijn ingediende projekten, maar de raad heeft in zijn politieke uitspraken
duidelijk gesteld vooralsnog niets te voelen voor uitbreiding van het openlucht-
bad. Realisering daarvan zou dus eigenlijk alleen kunnen bij toekenning van een
100^-subsidie. Dat zit er niet in. Ergo, het projekt zou niet bij de D.A.C.W.
moeten blijven liggen, maar zou teruggehaald moeten worden om met meer kracht
voor de andere projekten te kunnen "lobbyen". Mutatie mutandis geldt dit zijns
inziens ook voor het overdekte zwembad.
Op één zaak heeft zijns inziens het college in zijn beantwoording wat vinnig
gereageerd,n.l. op de rente-affaire van de sporthal. Bij de algemene beschouwingen
heeft spreker het gehad over een foute of zelfs misleidende voorstelling van
zaken met betrekking tot de rente van de sporthal. In zijn antwoord zegt de voor
zitter erg slim, aldus spreker, dat -op het moment, dat de exploitatie-opzet werd
gemaakt- geen ander rentepercentage bekend was. Spreker zegt het daar niet over
gehad te hebban. Hij heeft het gehad over het moment, waarop de raad tot een be
sluitvorming kwam. Op dat moment heeft het college geenszins de moeite genomen
om de raad er op te attenderen, dat de exploitatie een geflatteerd beeld te zien
gaf, gezien de gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de rentevoet. Dit zou
een loyale opstelling ten opzichte van de raad zijn geweest. Hetzelfde deed zich
ook weer voor tijdens de discussies met betrekking tot het multifunctionele ge
bouw in Krooswijk. Wil men een reëel beeld hebben inzake de budgettaire mogelijk
heden, dan moet men zoveel mogelijk eventualiteiten incalculeren. Dat gold bij de
sporthal misschien voor de rentestijging en de risicodekking. Wat die risicodek
king betreft vindt spreker het overigens jammer, dat het college geen moeite heeft
gedaan om diens geheugen ter zake op te frissen.
Spreker meent verder twee dingen aan het adres van mevr.Krijnen-Boot te
moeten zeggen. Eerstens haar opmerking inzake de mogelijkheid om het stedebouw
kundig bureau uit te schakelen en de stedebouwkundige voorbereiding door de eigen
dienst(en) te laten doen. Zij kan waarschijnlijk bij de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten wel gegevens krijgen, waaruit zal blijken, dat dat pas mogelijk is bij
gemeenten met 75.000 inwoners. Vooralsnog is Zevenbergen zijns inziens aangewe
zen op een stedebouwkundig bureau, welk bureau dat dan ook zijn mag. Dat bureau
moet wel gestuurd worden door inzichten, die bij de bevolking leven.
Wat dat betreft wil hij graag het college bijvallen, als wordt gesteld, dat binnen
de commissie voor de ruimtelijke ordening voorbeeldig wordt gewerkt.
Met betrekking tot de door het college op advies van de commissie ingediende
motie inzake de Maasroute en de daarbij door mevr.Krijnen-Boot gemaakte opmerking
zegt het lid van Engelen tot slot het volgende. Hij betreurt dat standpunt ten
zeerste. Van de politieke besluitvormers in ons gewest en in ons land heeft
niemand enige aarzeling ten aanzien van tracé van de Maasroute. Het enige tegen
wicht komt van de zijde van de provinciale waterstaat. Hij is de mening toegedaan,
dat een politiek college een politieke verantwoordelijkheid heeft en dat die ver
antwoordelijkheid niet bij enig ambtelijk apparaat kan berusten.
Als nu een goed gestructureerde motie -om de besluitvorming te verhaasten- door
deze raad wordt aangenomen, dan vermag spreker niet te zien, dat zo'n motie on-
taktisch zou zijn of het moet zijn, dat mevr. Krijnen-Boot niet op de tenen wil
gaan staan van een hoogmogende ambtenaar van de provinciale waterstaat.
In dat geval weigert hij om haar inzichten te volgen.
Het lid Makkink bevestigt het gedeelte in het antwoord van de voorzitter,
dat er waarneembaar nieuw tijdperk voor de raad na de verkiezingen is aangebroken.
Het beleid van het college getuigt daar zijns inziens echter nog niet van.
Aan de opmerking van de voorzitter over "de dood op termijn van de Onafhankelijke
Partij" zou hij willen toevoegen "leve de partij" met de uitnodiging aan de andere
partijen het beleid van die partij te volgen.