253
Het ia al moeilijk één jaar vooruit te kijken. Het is bij de huidige wijze van finan
ciering vrijwel onmogelijk een tijd van vier a vijf jaar vooruit te zien. Niettemin
zijn wij geen tegenstander van een middellange termijnplanning. Van onwil is geen
sprake, noch bij ons, noch bij het ambtelijk apparaat.
De heer Gerla vraagt -en enkele andere sprekers vragen- wat nu de reden is van
het niet bijsturen van zo'n termijnplanning.
Kort en bondig kan hierop het antwoord luiden, dat de huidige centrale financiering
en de huidige centrale injecties in het kader van de werkgelegenheid het voor de
kleine gemeente onmogelijk maken deze planning bij te houden. In het streven om aan
subsidies binnen te halen wat maar haalbaar is ontbreekt het ons eenvoudigweg aan
mankracht om onze planning zo reëel mogelijk te houden.
Deze planning vereist een dagelijkse inzet van één of meerdere mensen. Wellicht kan
die inzet na de herindeling geleverd worden, nu nog niet. Planning vereist niet
alleen het op papier zetten van het te voeren beleid in de toekomst, maar ook het
haast dagelijks bijstellen door veranderde inzichten, loon- en prijsontwikkelingen,
maatregelen door hogere instanties, enz.
Wij zullen in overleg met uw raad moeten bezien of wij voor deze extra inzet van
mensen geld beschikbaar hebben, geld dat wij zo hard nodig hebben voor de uitvoering
van de prioriteitenlijst.
Als ik dan kom. te spreken over de prioriteiten, dan beluister ik bij u woorden
als "heet hangijzer" en "heilige koe".
Wij zullen ons moeten realiseren dat de gemeente Zevenbergen een deel is van Noord-
Brabant, dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van Nederland.
Het beleid dat ons in de eigen gemeente voor ogen staat, zal ingepast moeten worden
in het provinciaal beleid en in het landelijk beleid.
Er bestaat nu eenmaal een landelijk onderwijsbeleid, een landelijk welzijnsbeleid,
een landelijk economisch beleid.
Natuurlijk streeft het college ernaar de prioriteiten,zoals uw raad die heeft vast
gesteld, uit te voeren.
In de loop van 1975 hopen wij zeker met voorstellen te komen, die aan de gestelde
prioriteiten recht doen wedervaren.
In dit verband vragen ook de D.A.C.W.-weiken en vooral de subsidies de aandacht.
Vóór de vaststelling van de prioriteitenlijst werden reeds diverse werken ingediend
als' zgn. "aanvullende werken". Mevr.Krijnen merkte dit terecht op. Rijk en Provincie
beslissen in eerste instantie, naar hun maatstaven, welke van die werken in het
algemeen landelijk en provinciaal belang met een extra subsidie worden gehonoreerd.