j
4444"'
v J:Vwi* jjte- ;.K- 4& Si
m
•:14> iei.-n
OW
.J
..WW WWX
;jfc- W, :i:
T.t y
-• £W ..O
vii:
j::
.'v
:\<r. V
WW
W'w.-. wu.. cr..*:*'
•v f-:.-. i.i;-
r,»' ;OCA
S WWv "A f-V
<V U5W
.>1-
/tV-Al'M
■V.
(WEWO
r., i
,v v.. .'".T wiVWX.h WO' WW Win WW .W V
i W' w
C\. '.-b O.OW1
o": •.••fi.ib:'!-'" W-W
A>v'r;sM ,<x:;y-'.'itf'iOi >ys••vw oD
':'l J;"be two. r.i>- w...wU^-y ^Mwyrv/ -w J.w,
Ik neem aan, dat het geld in het afgelopen jaar niet is betaald aan een slapende
stichting. Daarvoor is het belastinggeld te duur.
Maar welke argumenten heeft het College om de vrouwenorganisaties, die op hun ter
rein een even belangrijke educatieve functie vervullen als het vormingswerk voor
jonge volwassenen en het sociaal-kulturele werk op hun gebied, nog langer in de kou
te laten staan?
Vorig jaar hebben wij, Mijnheer de Voorzitter, een pleidooi gehouden voor de
instelling van een commissie voor bezwaarschriften in het kader van de bijstands
wet. Wethouder Kamp zegde toe in het College de nadere regelingen omtrent deze com
missie te bespreken.
Deze citaten, Mijnheer de Voorzitter, heb ik niet voor niets naar voren ge
bracht. Je kunt je natuurlijk op het standpunt stellen, dat geen van de uitlatin
gen van Burgemeester en Wethouders werkelijke toezeggingen waren.
Maar er is ook nog zoiets als een sfeer, waarin toezeggingen worden gedaan. Wij
zijn in ieder geval bij de standpuntbepaling ten aanzien van Uw belastingvoorstel
len uitgegaan van de goede wil van het College van Burgemeester en Wethouders. Wij
vinden het echter jammer, dat Wethouder Kamp in een rondvraag van een raadsvergade
ring meedeelde, dat het College had besloten géén commissie voor bezwaarschriften
in het leven te roepen.
U, Mijnheer de Voorzitter, heeft later beloofd om alle zaken die bij de algemene
beschouwingen waren beloofd of aan de orde waren geweest, nog eens op een rijtje
te zetten, mondeling of schriftelijk.
Ook dat is nog niet gebeurd en dat is de reden, dat ik U er vanavond nog even aan
herinner.
Hoewel het hele vraagstuk van de ruimtelijke ordening, Mijnheer de Voorzitter,
pas toegespitst gaat worden als de inspraakprocedure op gang komt, willen wij toch
nu reeds enkele opmerkingen maken.
Een teer punt is dat van de vestiging van middenstandsbedrijven.
Nu is er aan het C.I.M.K. een nader onderzoek gevraagd met het oog op het struc
tuurplan.
Wij nemen aan, dat er een duidelijke relatie is tussen het aantal inwoners en de
rentabiliteit van bepaalde winkelbranches. Een al te grote versnippering van
winkels in bestemmingsplannen zou best eens het vestigingsklimaat in het centrum
aan kunnen tasten.
Nog los van gedetailleerde berekeningen, zouden wij nu reeds van het College van
Burgemeester en Wethouders een uitspraak wensen, dat er een vestigingsbeleid tot
stand zal worden gebracht, dat wil zeggen, dat binnen het kader van de juridische
mogelijkheden Burgemeester en Wethouders geen nieuwe vestigingen in bepaalde
branches toelaat, wanneer de redelijke rentabiliteit van reeds gevestigde bedrijven
in die branche in gevaar zou kunnen worden gebracht.
Een tweede thema waarin wij in het kader van de Ruimtelijke Ordening aandacht wil
len vragen, is dat van de speelvoorzieningen in oudere wijken.
Bij het prioriteitenschema willen wij daarop nog nader terugkomen.
De inhoudelijke argumenten zal ik niet opnieuw op tafel leggen. Een derde zaak in
het kader van de Ruimtelijke Ordening is die van de vernieuwbouw en de rehabilita
tie van oude wijken.
Wij hebben reeds eerder gezegd, dat voorstellen van de zijde van het Nederlands
Katholiek Vakverbond met betrekking tot het in stand houden van de huidige bebouwing
van het St.Jozefplein en de Ariënslaan, zich uitstekend lenen voor een nader overr
leg met de huidige bewoners.
Uit de uiteenzettingen van de stedebouwkundige hebben wij begrepen, dat het College
reeds uitgaat van een handhaven van tenminste de woningen rondom het St,Jozefplein.