200
Op de brief van gedeputeerde staten wil spreker zo dadelijk terugkomen
bij de beantwoording van de door het lid van Engelen aan de voorzitter van de
raad gerichte schriftelijke vragen.
Het lid mevr.Krijnen-Boot wil nog even ingaan op de aan haar adres
gerichte uitlatingen met betrekking tot de regio Breda van de zijde van het
lid van Engelen. Waar gaat het eigenlijk om? De regioraad wordt samengesteld
uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten en uit vertegenwoordigers
van de colleges van burgemeester en wethouders en van de raden van die gemeen
ten. Zolang de wet op de gewestvorming er nog niet is, kan die regioraad nog
niet via rechtstreekse verkiezingen worden samengesteld. Logisch is het haars
inziens dan ook, dat de gemeenteraad bij het huidige systeem van afvaardiging,
weet wie hij als zijn vertegenwoordigers naar die regioraad zendt. Normaal
zou zij het vinden, dat iemand, die bepaalde principiële standpunten heeft,
die van te voren dan ook kenbaar maakt. Juist omwille van de politieke duide
lijkheid zou het ook logischer zijn geweest, als het lid van Engelen zijn
standpunten van te voren kenbaar zou hebben gemaakt, zodat de raad dan mis
schien ook meer politieke keuze zou hebben kunnen maken.
Spreekster zegt verder, dat zij punt G straks over het hoofd heeft gezien.
Haar fractie is voor toepassing van artikel 83 van de algemene politiever
ordening, omdat dit artikel het beste is voor de belangen van de omwonenden,
alsook voor die van de beroepschauffeurs.
Het lid Makkink merkt op, dat hij bij -het parkeerprobleem uitdrukkingen
heeft gehoord van "vaststelling van artikel 83" en "het zo snel mogelijk in
laten gaan van dat artikel", zonder dat de voorzitter heeft gecorrigeerd.
Het gaat hier toch om een reeds vigerende verordening en artikel?
De voorzitter bevestigt deze vraag.
Onder dit agendapunt zou de voorzitter nog even op een tweetal punten
willen ingaan. Allereerst op het besluit van de raad van 13 augustus 1974,
waarbij de deelneming aan de gemeenschappelijke regeling stadsgewest Breda
werd aangegaan, zij het onder een paar voorwaarden, namelijk:
1dat de regeling een spoedige totstandkoming van het ene gewest West-
Brabant niet in de weg zou staan;
2. dat de ingevolge h^t^eerste lid van artikel 6 van de regeling door de
raden aan te wijzenfniet kunnen zijn wethouders.
Daarop heeft het dagelijks bestuur van de regio Breda geantwoord, dat
het bereid is de regioraad voor te stellen onder punt 2 van de regeling
stadsgewest Breda uitdrukkelijk te vermelden, dat deze gemeenschappelijke
regeling een spoedige totstandkoming van dat ene gewest niet in de weg
staat. Voorts zal aan de regioraad worden voorgesteld in de regeling vast
te leggen, dat de ingevolge het eerste lid van artikel 6 door de raden aan
te wijzen leden niet kunnen zijn wethouders.
De raad van Zevenbergen krijgt dus volledige genoegdoening en op grond
daarvan zal de gemeenschappelijke regeling dan ook worden ondertekend. De
wijziging komt zo snel mogelijk, aldus de voorzitter. Hij merkt nog op, dat
Zevenbergen intussen wel de laatste gemeente is, die ondertekent.
Ingaande op de schriftelijke vragen van het lid van Engelen zegt de
voorzitter, dat hierop officieel de volgende vergadering geantwoord zal
worden. Niettemin wil hij daarop nu reeds met een enkel woord ingaan.
De vragen luiden:
"Is het juist, dat voor het zogenaamde multifunctionele gebouw in plan Kroos-
"wijk in tegenstelling met de eerdere verzekeringen van de zijde van het
"college van burgemeester en wethouders een aanvullende investering nodig is?"