115
Notulen van de vergadering van de gemeenteraad op 14 mei 1974» des namiddags
om 7.30 uur ten gemeentehuize.
Aanwezig de leden: B.A.Ooijen, H.G.Beljaars, G.A.Krijnen, Mevr.P.J.Krijnen-
Boot; C.J.Vissers, G.J.Trompers, A.A.M.Wijne, J.A.Siere-
veld; P.J.M.van Engelen, C.Huijssoon; J.J.den Biggelaar;
J.B.Biemans; S.J.Schipper, G.H.Kamp.
Afwezig C.P.A.Goverde (met bericht van verhindering wegens ziekte).
Voorzitter Mr.E.Reijnders.
Secretaris J.A.A.van der Smissen.
1Opening.
De Voorzitter opent de vergadering met het bij reglement van orde voor
de vergaderingen van de Raad voorgeschreven gebed.
2. Loting volgorde bij stemmingen.
Het nummer van volgorde bij eventuele stemmingen wordt bepaald op nr. 14
van de presentielijst, zijnde het lid Kamp.
3. Notulen van de vergadering van 9 april 1974.
Deze notulen worden onder dankzegging voor het opmaken ongewijzigd
vastgesteld.
4. Ingekomen stukken en mededelingen.
Naar aanleiding van punt B14 merkt het lid Mevr.Krijnen-Boot op, dat
zij meent gelezen te hebben, dat Gedeputeerde Staten juist aandrongen op
één krachtig gewest West-Brabant. Het voorstel van burgemeester en wethouders
ten aanzien van dit punt doet haar dan ook enigszins vreemd aan.
De Voorzitter antwoordt, dat bekend is, dat de regio Breda -en ook de
gemeente Zevenbergen- een groot gewest West-Brabant voorstaat. Door de goed
keuring van het streekgewest Westelijk Noord-Brabant -omvattende Roosendaal,
Bergen op Zoom en de tot die beide regio's behorende gemeenten- hebben
Gedeputeerde Staten zich neergelegd bij een feitelijk gegroeide situatie.
In het onderhavig schrijven dringen zij aan op een krachtig stadsgewest Breda,
dus niet op één groot gewest West-Brabant.
Het lid van Engelen zegt, dat het hem zou spijten, als het stuk onder
P voor kennisgeving zou worden aangenomen. Zijns inziens zijn de lieden van
Voorspraak '74 niet in staat raadsvoorstellen/-besluiten goed te lezen, want
in deze raad is nog geen enkel besluit genomen omtrent de procedure van
inspraak. Er is alleen nog maar een besluit gevallen inzake de club, die de
procedure van inspraak nog nader zal moeten gaan regelen. Daaruit leidt spre
ker af, dat de conclusie van Voorspraak '74, dat dit soort inspraak een
schijninspraak zal zijn, prematuur is en gespeend is van iedere kennis van
zaken.
Het lid Huijssoon sluit zich aan bij wat het lid van Engelen hierover
gezegd heeft.
Het lid Beljaars meent, dat het niet verwonderlijk is, dat Voorspraak
'74 zijn teleurstelling over deze commissie heeft uitgesproken, gezien de
werking van de commissies in het verleden en de inspraak van de bevolking
bij die commissies.