I 77 De minister bad eerder hetzelfde standpunt reeds kenbaar gemaakt in de Kamer als antwoord op gestelde vragen van kamerleden. Hierna heeft het college besloten om het contact met het Ministerie verder te laten lopen via een ambtelijke benadering van het vraagstuk. Dit ambtelijk over legis nog gaande. Haar de overtuiging -ja zelfs naar de zekerheid- van het colxege zal dit overleg geen resultaten opleveren op het gebied van bijdragen door het Rijk in de financiële tekorten van de wijkverwarming. Misschien zal een en ander wel resulteren in bepaalde faciliteiten op het gebied van de financiering van woningwetwoningen. Naast het ambtelijk overleg heeft het college -aldus de voorzitter- ook nog wel enige politieke druk uitgeoefend- doch deze politieke druk zag het college uit sluitend als laatste "redmiddel» en heeft er uit dien hoofde ook niet erg veel verwachtingen van. De voorzitter besluit deze algemene opmerkingen met het uitspreken van de Hoop, dat de raad op deze wijze een inzicht heeft gekregen in hetgeen het college op dit gebied juist wel en juist niet heeft gedaan in het recente verleden. Het lid Mevr.Krijnen-Boot vraagt hierna het woord, om verslag te doen van het bezoek dat een deputatie vanuit de raad afgelopen vrijdag heeft afgelegd bij het ministerie van Volkshuisvesting. Deze deputatie bestond uit de leden van Engelen, Huijssoon, Vissers en spreekster, terwijl bovendien de heer Nass, hoofd van de afdeling Financiën ter secretarie, naar den Haag is meegereisd. De deputatie werd op het ministerie ontvangen door de heren Mr.Steensma en Jansen. Aan deze funktionarissen is zowel mondeling als schriftelijk een uiteen zetting gegeven van de financiële problemen rond de wijkverwarming. Hoewel het een goed gesprek is geweest, heeft het helaas niet geleid tot concrete resultaten, aldus spreekster. De indruk werd wel gewekt, dat er een bereidheid bestaat om financiële steun te verlenen, doch hiervoor bestaan geen direkte mogelijkheden binnen de geldende voor schriften. Wel dringt hot lid Mevr.Krijnen-Boot er bij het college op aan alsnog een bezoek aan het ministerie te brengen. Zij is van mening, dat een dergelijk bezoek met tevergeefs behoeft te zijn en resultaat zou kunnen opleveren. Het lid van Engelen deelt mede, dat hij -en met hem ook andere leden van de deputatie- het optimisme van het lid Mevr.Krijnen-Boot, dat een gesprek van het college op het ministerie alsnog resultaat zou kunnen opleveren, niet geheel deelt. Het ministerie stelt zich immers zeer duidelijk op het standpunt, dat er op hen geen formele verantwoordelijkheid rust m.b.t. de aanleg van de wijkverwarming. Dit is inderdaad zo, aldus spreker, doch hij meent dat er wel degelijk sprake is van een materiële (morele) verantwoordelijkheid van de zijde van het ministerie, omdat destijds alom in den lande door ditzelfde ministerie een zeer sterke pressie op de gemeenten werd uitgeoefend om over te gaan tot de aanleg van centrale wijk- verwarmingen. Deze pressie was zelfs zo groot, dat bij het niet aanleggen van een wijkverwarming de toewijzing van woningcontingenten gevaar liep. Juist op grond van deze materiële verantwoordelijkheid meent het lid van Engelen dat het gemeentebestuur op den Haag druk moet blijven uitoefenen. De deputatie is van mening, dat dit het beste via politieke kanalen gedaan kan worden. Spreker stelt daarom zijn collegae-raadsleden voor vanavond te besluiten in principe aan dezelfde deputatie als die welke afgelopen vrijdag naar den Hgag is geweest de opdracht te geven tot het formuleren van een brief aan de vaste kamer commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de vaste kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, waarin achtereenvolgens wordt uiteengezet wat de voorge-

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1973 | | pagina 77