60 zegt, dat hij bereid is, als de zaken inderdaad zo liggen, om de uitvoeringsver- ordening in die zin te corrigeren. Wil hij zo ver niet gaan, dan is er ook nog altijd de mogelijkheid, dat het college toezegt bereid te zijn een commissie voor bezwaarschriften in het leven te roepen, opdat tenminste die rechtszekerheid voor de mensen, die een aanspraak doen op die wet, niet wordt geschaad. Tot slot wil het lid van Engelen een opmerking maken over de speelgelegenheid. Op 6 oktober 1970 heeft hij aan het college gevraagd om een inzicht in de plannen, die er zijn met betrekking tot groen- en speelvoorzieningen. Het college heeft zich toen verborgen achter een opdracht aan het Provinciaal Opbouworgaan. Onlangs bleek, dat er zo'n opdracht niet is geweest. Het zou op een vergissing berusten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft via een op dracht tot onderzoek van de sportvoorzieningen eigener beweging op zich genomen om in dit onderzoek ook de speelvoorzieningen mee te nemen. Op een vraag van de Onafhankelijke Partij hoe dit kon -er waren immers geen kredieten voor zo'n uit breiding van het onderzoek- werd gesteld, dat hiervoor wel ruimte zou worden ge maakt. Toch wordt in het uitgebrachte rapport van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met geen woord gerept over speelvoorzieningen. Ook in de beleidsnota wordt hierop onvoldoende ingegaan. Het lid van Engelen stelt, dat een eventueel a-sociaal gedrag van jeugdigen, het agressief zijn van jeugdigen en leer- en opvoedingsmoeilijkheden van kinderen, in belangrijke mate wordt veroorzaakt door het ontbreken van speelgelegenheid in de directe omgeving van de woningen. Dit is wetenschappelijk vastgesteld. Spreker durft dit zonder meer als een slecht beleid van het college te bestempelen. Wordt een en ander door financiële mogelijkheden beperkt, dan zal de Raad zich ernstig moeten bezinnen over de vraag of deze be perkte financiële middelen de Raad rechtvaardigen om de kinderen in de kou te laten staan. Als vanavond niet blijk wordt gegeven, dat het college aktieve plan nen in die richting in bestaande plannen wil ondernemen, dan krijgt het college geen fiat op de belastingverhogingen van onze fractie, aldus spreker. Samen met de ouders moet er een plan gemaakt worden, wat er zou moeten gebeuren. Dit geldt ook voor een kinderboerderij. Dit moet niet een plan zijn voor een kinderboerderij in een boerderij, waarvan de pony's toevallig al in Rotterdam bekendheid genieten. Criterium moet zijn, wat de kinderen nodig hebben. Dan moet men weten waarover men praat en wat dit kost. Een kinderboerderij kost op jaar lijkse exploitatiebasis f 135.000,Gezien de grote tekorten moet men daarom kreten over dergelijke zaken vergeten, maar laat men wel alle zaken goed op een rijtje zetten. Als het college in de antwoorden toegeeft, dat tekort is geschoten op het produceren van een beleidsnota op middellange termijn, dan kan niet treffender het falen van dat college aan de kaak worden gesteld. Opnieuw wordt men daardoor gedwongen vooreerst te hooi en te gras binnen te halen, wat er binnen te halen valt. Spreker beëindigt zijn betoog met te zeggen, dat hij dat niet een beleid vermag te noemen. Het lid Beljaars zegt een korte aanvulling te willen maken op de opmerkingen, die in tweede instantie zijn gemaakt. Hij onderschrijft de opmerkingen van de leden Schipper en van Engelen, dat het op deze wijze behandelen van de begroting een onmogelijke taak is. Verder wil spreker ook onderschrijven de door de voorzitter aangehaalde woorden van de Burgemeester van Dordrecht over raadsleden. Hij betreurt het daarom des te meer, dat ook aan de raadsleden van Zevenbergen niet de kans is gegeven om ten aanzien van de begrotingsbehandeling een verantwoorde beslissing te nemen. Twee weken geleden heb ik, aldus spreker, al opgemerkt, dat ik de werking der commis sies een aanfluiting vind. Thans zou ik nog willen opmerken, dat ik de indruk heb, dat onze gemeenteraad een soort kerkbestuur is met als patroonheilige de onnozele kinderen.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1973 | | pagina 60