t0«?»cr 1- hjj. t-V: ;,M .'U:5 ,i '.;:i "..ife-icv V.;' '.iV k.i: K;:i, ,c 32 Mochten er dan in de loop van 1973 plannen op tafel komen dan kunnen die plannen op hun mérites door de raad worden beoordeeld, waarbij voor ons vooral als crite rium zal gelden de vraag of de voorgestelde manifestaties voldoende bereikbaar zijn voor alle lagen van de bevolking en niet alleen voor enkele cultureel toch reeds bevoordeelde groepen. Bijstandsverlening en groepsregeling De paragraaf die terzake is opgevoerd willen wij van de Onafhankelijke Partij zonder meer als zeer pover kwalificeren. Het college heeft ons in het verleden doen geloven, dat er adekwate voorlichting werd verstrekt. Niets is minder waar, Wat blijkt er gebeurd te zijn: men kan ken nis nemen van de door Burgemeester en Wethouders gehanteerde richtlijnen. Deze zijn nota bene identiek aan de uniforme richtlijnen die het Ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft voorgeschreven. De toepassingsverordening -een voor leken bijna onleesbaar stuk— bevat trouwens twee passages, die naar mijn gevoelen de toets der kritiek niet kunnen doorstaan: - in artikel 4, sub b, is er sprake van, dat de gemeente voor de bijstandsont vangenden de huurcompenent van de uitkering kan inhouden en kan overmaken aan de huiseigenaren; dat is —zo heeft het hoofd van de betrokken afdeling van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk mij verzekerd- in strijd met de letter en geest van de bijstandswet; voor ons is het een treffend bewijs van de paternalistische St.Vincentiusmentali— teit; - in artikel 8, sub 2, staat, dat bij incidentele bijstand het bescheiden vermogen op een lager bedrag kan worden gesteld dan de f 6.000,respectievelijk f 3.600, en f 1.200,per kind; wij delen het inzicht van ombudsman Marcel van Dam, dat op deze wijze langs een achterdeur toch het bescheiden vermogen van spaarzame mensen wordt aangetast en dat terwijl op het departement hard wordt gewerkt aan een regeling die de spaar zaamheid wat meer gaat honoreren. Op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk is men er overi gens van overtuigd, dat bij een beroepsprocedure de Raad van State de gemeente in het ongelijk zal stellen. Wij concluderen: bij het college ontbreekt een juiste geest voor de toepassing van de Algemene Bijstandswet. Wij stellen derhalve aan de raad voor het college uit te nodigen voor de uitvoering van de bijstandswet een college tot verlening van bijstand in het leven te roepen ex artikel 61 van de gemeentewet, zodat we de uitvoering over kunnen laten aan mensen die meer modern en vanuit de ervaringen in de praktijk over de toepassing te beslissen krijgen. Verder verzoeken wij het college van Burgemeester en Wethouders de gewraakte artike len in de toepassingsverordening te laten vervallen. Intussen geloven wij, dat er een uitmuntende kans ligt voor een stukje regionalise ring van het openbare bestuur, wanneer er op regionaal niveau een commissie van advies in het leven wordt geroepen. Er zijn zelfs regios die verder gaan. Zo is in de streek rond Waalwijk een regio nale bestuurscommissie in het leven geroepen. Wij dringen er bij het college in elk geval op aan goede en aktieve voorlichting te geven via de daarvoor geëigende kanalen. Aktieve voorlichting betekent, dat via maatschappelijke organisaties en het maat schappelijk werk de groepen van mensen worden opgespoord die recht op bijstand kunnen hebben.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1973 | | pagina 32