oy.rï'6 .".Ion aai
V./...'- na
Onze fractie deelt niet het inzicht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en van Burgemeester en Wethouders dat het een ramp zou zijn tot de artikel-12
gemeenten te gaan behoren.
Er zijn wel artikel-12 gemeenten waar het voorzieningenniveau aanzienlijk hoger
ligt dan in onze gemeente*
En als we het college van Burgemeester en Wethouders mogen geloven, dan zit er
ook thans al zoveel automatisme in de begroting, dat van zelfbestuur ook nu nauwe
lijks sprake is. Collega Huijssoon duidde er al op. Als we in die situatie kramp
achtig alles doen om buiten de werking van artikel 12 te blijven, blijven we
met helemaal niks zitten: geen zelfbestuur en geen voorzieningen.
We vragen ons opnieuw af of alle mogelijkheden wel zijn benut. Twee jaar terug
hebben wij reeds gewezen op een beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk in saneringsgebieden zogenaamde voorlopige voorzieningen
te subsidiëren.
Waarom zouden we in de precaire situatie van het moment ook de sanering niet tempo
riseren, daarin een groot aantal voorlopige voorzieningen realiseren, waarbij
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in niet geringe mate over de brug komt.
Misschien mijnheer de voorzitter, is dit het juiste moment omPde open brief
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te reageren.
Wij van de Onafhankelijke Partij zijn er bepaald niet kapot van.
Zeker, de kritiek aan het adres van de Rijksoverheid delen wij in belangrijke mate
maar de politieke consequentie wordt niet getrokken: wanneer de rijksoverheid
integraal de kosten voor onderwijs vergoeden moet, is er een regering nodig die
bereid is eenstukje van de privé-ccnsumpties af te remmen ten behoeve van de col
lectieve voorzieningen, een progressieve regering dus.
Er wordt bovendien voorbijgegaan aan de kostenverhogende aspecten van het feit,
dat we bijzonder onderwijs nog identificeren met het hebben van eigen schoolge
bouwen. Zeer eenzijdig neemt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten stelling tegen
het centralisme van de Rijksoverheid, terwijl tal van zaken in dit kleine landje
nietal te kleine lokale bestuurseenheden kunnen worden overgelaten.
Gemeentelijke herindeling en gewestvorming hadden naar ons gevoelen in de nota van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wel wat meer aandacht verdiend.
Het bestuurlijke bestel van ons land is verkalkt en daaraan moet worden gesleuteld
in fundamentele zin.
Als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zegt, dat er een groot verloop is onder
raadsleden en wethouders en dat dat wordt veroorzaakt door het weinige dat is over
gebleven van zelfbestuur, dan geloof ik daar niets van. Ik geloof veeleer, dat vele
wethouders zich beter thuisvoelen in de autoritaire structuur van onze onderneming
(die bovendien bereid zijn hoge gages te betalen voor de informatie die vroegere
overheidsmensen kunnen verstrakken) en dat vele goede raadsleden al gauw het hoofd
in de moede schoot leggen, omdat in vele gemeenteraden hetzelfde aan de hand is
als in het parlement: er wordt niet over zaken beslist op basis van wat de zaken
intrinsiek waard zijn, maar op basis van de politieke kleur van de voorsteller.
Tegen deze achtergrond, mijnheer de voorzitter, moet U van ons niet verwachten,
dat wij deze open brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ondersteunen.
Wij vragen ons trouwens af hoe de brief tot stand is gekomen: wellicht hebben een
tiental burgemeesters de boel aan elkaar geschreven, maar Sde Vereniging van Neder
landse Gemeenten nu een vereniging van burgemeesters of van gemeenten? Zou die club
niet wat meer mogen doen aan communicatie met de werkelijke gemeentebesturen:
in casu de gemeenteraden.
Ik keer terug naar Uw nota, mijnheer de voorzitter en zou willen constateren dat
de gewestvorming duidelijk in het slop is geraakt.