ft
ft
157
De Voorzitter antwoordt, dat, als een bestemmingsplan eenmaal is goed
gekeurd, er dan niets meer rigoureus is. Dit neemt niet weg, dat er dan hele
maal niets meer aan het plan gewijzigd kan worden. Het geval, waar nu over
gesproken wordt, moet inderdaad weg.
Het lid Beljaars laat in het midden of het onderhavige pand al dan niet
weg moet. Het gaat er hem alleen maar om, dat er te allen tijde de mogelijk
heid aanwezig moet zijn dat -indien dat dringend wenselijk zou zijn- van
een goedgekeurd bestemmingsplan afgeweken moet kunnen worden.
Het lid Huijssoon zegt niet goed te kunnen begrijpen, wat het lid
Beljaars nu eigenlijk wil. Moet men dan maar geen bestemmingsplannen meer
vaststellen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet men toch weten,
welke consequenties een dergelijke beslissing heeft.
Het lid Beljaars herhaalt nogmaals, dat zijns inziens te allen tijde
een kleine partiële wijziging in een goedgekeurd bestemmingsplan aangebracht
moet kunnen worden, indien later zou blijken, dat een dergelijke wijziging
een behoorlijk financieel voordeel zou kunnen opleveren.
De Voorzitter wijst tot slot nog op de rechtszekerheid, die een goed
gekeurd bestemmingsplan aan de burger in zijn algemeenheid en aan ieder, die
in dat bestemmingsplan wil gaan ondernemen, dient te bieden. Is men na
vaststelling nog afhankelijk of de Raad daaraan al of niet nog gaat zitten
wijzigen, dan gaat dat wel ten koste van die rechtszekerheid.
Het lid Beljaars zegt dan niet te begrijpen, dat er op zoveel plaatsen
van een bestemmingsplan wordt afgeweken. Hierbij wordt dqn die rechtszeker
heid toch ook aangetast?
Hierna wijst de Voorzitter er nog op, dat aan de lijst van ingekomen
stukken spoedshalve nog is toegevoegd de aanbieding van de concept- begrotin
gen van de algemene dienst en van de takken van dienst voor het jaar 1974.
Deze begrotingen zullen zo spoedig mogelijk worden toegezonden, doch worden
nu reeds formeel aangeboden. Spreker verwijst naar het voorstel, dat handelt
over de aanwijzing en samenstelling van de afdelingen, die de begrotingen
in eerste aanleg moeten behandelen, alsmede over de data, waarop het college
de behandeling denkt te doen plaatsvinden. In tegenstelling tot wat vermeld
staat in de laatste alinea van bladzijde 1 van het prae-advies merkt spreker
op, dat voorgesteld wordt de raadsvergadering van 8 januari 1974 toch door
gang te laten vinden. In die vergadering wil het college een gedeelte van
het bestemmingsplan Hazeldonk met de Raad bespreken. Het betreft niet het
gehele plan Hazeldonk, doch een gedeelte daarvan, namelijk de eerste fase
(Hazeldonk klein).
Het lid van Engelen informeert of dat een normale vergadering wordt,
waarin op normale voorstellen normale besluiten genomen moeten worden.
De Voorzitter antwoordt, dat dat bepaald de bedoeling is.
Het lid van Engelen kwalificeert dat als "belachelijk". Zijns inziens
is dat van de zijde van het college een blijk van kwade bestuurstrouw. Bij
herhaling is dit jaar beloofd, dat op het structuurplan van de gemeente met
optimale inspraak zou worden beslist, voordat er verder gegaan zou worden.
Om nu op 8 januari toch incidenteel een plan aan de orde te stellen heeft
spreker daarvoor geen ander woord dan kwade bestuurstrouw. Overigens hoopt
hij daarin met zijn initiatiefvoorstel in de decembervergadering nog veran
dering te kunnen brengen.
De Voorzitter zegt te zullen zien hoe een en ander te zijner tijd geagen
deerd kan worden, zodat dan bezien kan worden of het lid van Engelen zijn
woorden gestand moet doen.