51
Dit is als raadslid geen werken meer in het belang van de gemeente. De beschuldi
gingen aan mij persoonlijk gericht, zal ik overwegend buiten beschouwing laten.
Voor mij geldt nog altijd de regel: van sommige mensen kan men niet veel goeds
verwachten. Ik laat trouwens dit laatste punt graag ter beoordeling aan de raad
over.
Wel acht ik het nuttig enkele antwoorden te geven en gegevens te verstrekken t.o.v.
het betoog, als ik dit tenminste zo mag noemen, van de heer van Engelen in de
laatste raadsvergadering. Op voorhand wil ik hierbij nog eens stellen niet voor
nemens te zijn, iedere keer, als de heer van Engelen zich zo uitlaat, op zijn be
schuldigingen in te gaan. Ik heb daaraan persoonlijk geen behoefte en, raa-p ik
meen, ook de andere leden van de raad niet. Wij kunnen onze tijd wel beter besteden,
Het lijkt mij, mijnheer de voorzitter, het beste om de notulen van de vergadering
van 27 juni 1.1. even te volgen, daar waar de heer van Engelen aan het woord is.
Hij begint met te zeggen, dat de wijkverwarming de volle aandacht moet hebben.
Niemand van ons denkt er anders over. Dan zegt hij: het uitstel komt laat. Wel,
al zou uitstel van een punt één uur voor de vergadering komen, zolang geen volle
dige zekerheid over iets bestaat, is het ten alle tijde veel beter een beslissing
uit te stellen en geen risico's te nemen.
Vervolgens heeft de heer van Engelen moeite met een uitstel voor de tweede maal.
Wat zal hij een moeite hebben nu te vernemen, dat de beslissing voor de derde maql
wordt uitgesteld. Een uitstel, naar mijn mening, dat volkomen verantwoord is.
Zolang burgemeester en wethouders geen duidelijk antwoord op en inzicht hebben in
datgene, wat het actiecomité aan de orde heeft gesteld, zullen zij geen voorstel
aan de raad doen.
Als wij zo werken, en dat geldt ook voor de raad, dan zijn wij, volgens de heer
van Engelen aan het "klungelen"Het is maar hoe iemand het wil zien.
De heer van Engelen gaat verder met feiten en datums te noemen. Zeker, hier kan
men nu proeven hoe goed hij de zaak onderzocht heeft. Hij zegt: 22 januari 1970
heeft de raad om een onderzoek gevraagd. Op die datum is er helemaal geen raads
vergadering geweest, kon de raad dus geen onderzoek vragen en hebben burgemeester
en wethouders geen onderzoek toegezegd. Welke waarde wil de heer van Engelen
hechten aan een niet gedane toezegging? Heeft hij de zaak zo nonchalant bekeken
of is hier sprake van een bewuste beschuldiging aan het adres van burgemeester en
wethouders.
Dan komen de hearings aan de beurt, waarover hij zegt: pas na de hearings wordt
de vraag gesteld of ombouw technisch mogelijk is. Maar, mijnheer de voorzitter,
wij hebben die vraag toch niet gesteld. Het was toch een zaak van het actiecomité.
Véér de hearings waren wij toch in het bezit van een technisch rapport van het
gasbedrijf Roosendaal. Weer kunt U hier, mijnheer de voorzitter, kennis nemen hoe
goed de heer van Engelen de zaak onderzocht heeft.
Dan constateert de heer van Engelen een verschil van f 300.000,in de kostprijs
berekening. Ik zou hier het geachte raadslid de vraag willen stellen: weet de
heer van Engelen onderscheid te maken tussen een globale raming en de werkelijke
kosten na inschrijving?
Vervolgens, na al deze onjuiste gegevens naar voren te hebben gebracht, schuift
hij de zaak maar op de betrokken wethouder. Ik wil mij zelf niet aan de verant
woording onttrekken, doch als hij mij vraagt een overzicht te maken vanaf 22 janu-
ari 1970, dan moet ik U toch zeggen, dat hij als raadslid toch minstens moet weten,
dat er in die tijd geen taakverdeling bestond. Ik wil me dus niet onttrekken aan
een collegiale verantwoording. De heer van Engelen spreekt hier over een periode,
die hij zelf niet als raadslid heeft meegemaaktEen kleine moeite zou het ge
weest zijn, dit even na te gaan. Een verzoek om informaties had hij dus aan het
college moeten doen»