109 Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten confoim het voorstel van Burge meester en Wethouders. 8. Voorstel tot wijziging van de "Krotontruimings- en doorstromingsregeling 1970". Het lid van Engelen vangt zijn betoog aan door te stellen, dat duidelijk is, wie de ondertekenaar is van het stuk, aan de hand waarvan dit voorstel wordt ge daan, en wat de politieke signatuur van de ondertekenaar is. Het punt, dat in de augustusvergadering aan de orde is geweest is iets, dat hij zonder meer zou wil len kwalificeren met het woord "paternalisme". Spreker gelooft namelijk, dat -door het nog steeds subjectief formuleren van de zaken, ook in de circulaire van de minister- de mensen aan een stuik je willekeur worden overgeleverd, maqi- dat voor de burgers geen objectieve rechtszekerheid wordt geschapen. De voorzitter was dat met me eens toen ik dat in die raadsvergadering zei, aldus spreker. De intentie van de opmerking in de vergadering van 8 augustus was dan ook niet om de regeling i-uimere werking te geven, maar om dat subjectieve element te elimineren. Dit subjectieve element zit er z.i. niet alleen in de zinssnede "naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders". Het subjectieve element en de verenging, die op de regeling wordt toegepast op basis van wat de minister in zijn regeling wil, zit er z.i. met name in, omdat het element "medische indicatie" als argument wordt aangevoerd om eventueel de regeling niet van toepassing te verklaren. Hier zit nu mijn pijn, aldus spreker. Hij geeft overigens graag toe, dat, als de minister bepaalde regelingen aan bepaalde grenzen bindt, de gemeenten dan aan handen en voeten gebonden zijn. Hij vindt overigens wel, dat de gemeente raden er voor de bevolking uit die regelingen binnen die grenzen uit moeten halen, wat er inzit. In dit geval moet er aan rechtszekerheid worden uitgehaald, wat er in zit, en aan objectiviteit. Spreker zou derhalve willen voorstellen om artikel 8 in de gemeentelijke regeling niet anders te laten luiden, dan dat de regeling slecht toegepast zal worden in geval],en, waarin het stimulerend effekt niet ge mist kan worden. Het niet expliciet omschrijven van de gevallen, waarin de regeling niet toegepast kan worden, biedt z.i. al een stukje meer, alhoewel hij niet zal ontkennen, dat er nog een zekere mate van subjectiviteit aanwezig is. Waar het hem om gaat is, dat er misschien mensen zover te krijgen zouden zijn, dat ze een voor een jong gezin geschikte dan wel goedkopere woning zouden willen verlaten. Er zijn dan twee dingen, die niet harmoniëren, n.l. de drang van het gemeentebe stuur om de mensen uit deze woning te halen en de mogelijkheid van de mensen om de nieuwe woning te verwerven. Er kan dan een contraire ontwikkeling zijn, n.l. men moet èn de mensen stimuleren om er uit te gaan èn men moet de mensen een medische indicatie bezorgen. Als men de formulering wat minder stringent bindt, dan kan men wat ruimer met deze regeling werken dan nu het geval is. De secretaris meent, dat de door het lid van Engelen geschetste situatie de zaak niet wordt geobjectiveerd, maar juist meer wordt gesubjectiveerd. Wanneer niet de criteria worden omschreven, waar het uiteindelijk om gaat, dan juist komt dat de objectiviteit niet ten goede. Wanneer men subjectiveert, dan zit men met de konsekwenties, dat men niet meer de bijdragen krijgt en dus zal moeten betalen uit de algemene middelen. Wanneer men zich niet houdt aan de intentie en de richt lijnen van de minister en men de regeling niet verder objectiveert, wordt het voor de mensen minder inzichtelijk en loopt men verder het risico, dat men de financiële bijdrage niet meer krijgt. Het lid van Engelen meent, dat men het er over eHns kan zijn, dat de rege ling van de minister juridisch gezien een wanregeling is, want wat de secretaris noemt een open regeling, die subjectief is, vindt hij nu juist een open regeling, die-objectief is, n.l.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1972 | | pagina 110