oeh V oev 3nxvebB$*r9vebaB*i ©b
oav eaelloo ierl nav 611 2II9 isb ,©b9m iXaeb leiils-roov eC
isw voov Ü9 naveg Xbx bvoowioB att-tlisbnoa^e aisbifodie
.aXXXi/elstloq ox/ri ioi ebnebioded ,fleqi©vi
let*oq afcis *0* ©bxtsioriecf «neqiewaebno eb ils-xied tew 100V
tt^Lor bIb leiiisioo
aeteH. ant-tM ,wuotv©M"
©oef) T njBV ^xiii9{)Bai9v ©sao obv ©bui© ted hsb abeei aLt iaW
CLtisbiflBW as no U a© nsL&tfied ©3©XXoo 4©d snecan— en*i.s£g xx
a&bnorisa idsd assaiwuorioaad' enemsgXB wU U qotasw ,©a(,iw eb
&S©XXoo dad nsv aioaebioXed ©££9m©sXa ©b qo daLsBd9$iix
dtiXadnod ieea U fclw xx^Xs 8ni*i9b"reaw rtav nofrcoov wü nooV
o ax 3" rmmcifrwfti *i©XXb 4©m aioxi sb Ibioov dab ,aeiebx;Xonoo c
snloeïöddnaat erioaldiui xaab as teid navx© bx/odux ©b ievo na
neXxsl eXXa ism «aiooablaXed ©daas© ©sxto altlXebiub ai doH
141
en daar wat haastwerk, hier en daar wat vaag. Niettemin een stuk, waarover
wij kunnen discussiëren. Wij zullen komende jaren zien te komen tot een tij
dige, meer volledige nota om zodoende gezamenlijk te trachten te komen tot
een zinvolle toetsing van ons beleid aan Uw inzichten.
Wij willen -ieder voor eigen portefeuille- antwoord geven op Uw beschou
wingen. Uiteraard slechts daar, waar U antwoord verwacht en dan gerioht op
onderwerp. Waar verschillende onderwerpen door meerdere sprekers aan de orde
zijn gesteld, kan zo'n onderwerp in één antwoord gevangen worden.
Voorlichting, openheid en inspraak.
Tot alle sprekers in eerste instantie zou ik willen zeggen, dat goede
en royale voorlichting, alsmede een grote mate van openheid en gelegenheid
tot inspraak zaken zijn, waarmede ons college ernst wil maken. Wij achten
deze zaken in de huidige tijd voorwaarden voor goed bestuur.
Openbare orde en -politie.
De openbare orde en het probleem van het gezag en de gezagsuitoefening
zijn onderwerpen, welke kennelijk allen zeer ter harte gaan.
Een discussie over deze onderwerpen leidt in de tegenwoordige tijd al
spoedig tot een hoog-oplaaiende ruzie. Om deze in onze raad te vermijden, zul
len wij deze discussie naar buiten de raadszaal verleggen en ons beperken tot
het door U allen aanvaarde standpunt, dat de openbare orde in onze gemeente
gehandhaafd dient te worden en dat bij verstoring van de orde opgetreden dient
te worden en dat dit optreden afgestemd dient te worden op de ernst van de
verstoring. Wij zijn het ook allen eens, dat opvoeding en vorming tot verant
woordelijke mede-burgers een taak is, die verstoring van de openbare orde
zoveel mogelijk kan voorkomen.
Fjn^piën,
Alle sprekers vari vorige week gaan in op de gemerkte vergissing in de
oorspronkelijke begroting. Sommigen menen uit de voorgestelde oplossing con
clusies te kunnen trekken, die daar toch echt niet inzitten. Wij zijn het
bijvoorbeeld niet eens met de heer van Engelen, die meent, dat in de begro
tingen nogal wat muziek zit. Ons voorstel, om het geconstateerde tekort te
dekken, mag slechts als een noodoplossing worden gezien. Een definitieve op
lossing kan niet gevonden worden in het steeds maar weer beschikken over re
serves. Deze reserves raken dan, zoals de heer Beljaars terecht opmerkt, uit
geput en de moeilijkheden worden alleen maar naar de toekomst verschoven.
Daarom ook konden wij vorig jaar niet instemmen met een voorstel de vergoe
dingen voor het onderwijs verder op te trekken -enerzijds omdat de noodzaak
daarvan op dat moment niet voldoende kon worden aangetoond, doch anderzijds
6ók omdat daarvoor dekkingsmiddelen voor lange termijn nodig zijn en beschik
king over reserves kunnen daartoe zeker niet worden gerekend.
De definitieve oplossing van de financiële problemen zal -tenzij het
rijk haar uitkeringen drastisch verhoogt en daarop behoeven wij vooreerst
zeker niet te rekenen- niet anders kunnen worden gevonden dan uit de groei
van de gemeente, een groei, die geen doel op zich is, maar mede een middel
om het optimaal functioneren van elke inwoner van Zevenbergen mogelijk te
maken. En dan doet het er niet zo heel veel toe of die groei bestaat uit een
toename van het inwonertal met 1000 of dat dit er wat meerof wat minder zijn.
Elke groei biedt meerdere mogelijkheden, Natuurlijk zijn wij het met de heer
Beljaars eens, dat ook grote gemeenten kampen met financiële moeilijkheden,
wie doet dat in de tegenwoordige tijd niet. Maar grote gemeenten doen en kun-