lam Jeleil Jerf lïeiied eno tav) ©ieeicuaoo öloaoiioiu/ï xiso el nioi'ist u. qo sint»
ne noaaid nav ae^ibaudBeb tits efcoaaieed (iexrro&ooi aabarfbaeovacf esitxluhri coo
-aanae af) -naeBiowx/odqO Iseionlvcrcl ted xiaa óidiaab jfciefc jli- ai nastaan eb aetissd
naglov Jeov ab qo nova JLow a^olioo iod nev nosaWxefiiqoIABJob op Ilw riooT
.neaiasXq oi no^siv Xow neb r$9$aine2felJxis2l osimmoe i,id mo
-ecf Jab .noiaoataoov eno Jeri Xlw no^aliloievoov alouhUuo op aav nei&a&B aoT
nr-v nsqqorioaXaso'4 nooP /ia^lx;jovJl«jlolsjjja aXnnoVè j^isdaoaqooiod xxe Xe&noiaqoox
.noPoia onoiong opnegninw-o ano ©P nl noPnlva 1 jsnlq .maan
-eindt esno eb els oineeoog oiooleljf nas nsv nioTiei Jarf qo lain aolleiBolinsfli
onxssg fciw noPuos toovxoIH nognlvooviin ©valiseio ©sI^IIsbIealq 9p noaoieefl
og ,b1 glbon PneXXnvnfifi gon osePonovooct al .aoiielqocf n&XXxw iit/olsaPiorivovo
ïeonnsw ,u©isad bnediov nopend nl onneag fciw neXXlw PiaXodexPiedtre larf oals
.biiaiP9gni oePnow neXXeianoov aienonoo
ella oei des .ai naa qo nsafes alle t ertoe ,al6BSPoon ©X Xaarfned all
•naoen ai negniselXaod ©vaiilnilaP anenovXs «na^QÜöd ai nsParijltiXagOEialiengainl
aPeowi na© ai nee noov Jew nsca ,at eevnéeen naPnos Al ges Xfiriinoqa nee nageT
-oliooiAiiXum tea wxrodeg Xncnineo" cnei aP aooXelrfoa Jsw iPnow sionePieXad eb nl
.iqonPag "naiJianÊii Xeen
-eg ied ai ixeilimaoow ted ai Pneengeinleg iPnow Xeenoiiootrl iain nairio© iiP aXA
.nePnow ei gtLbbinXeltn nee Pa©op
ted aev gaiPienednooy aiewrfebs neeg iaP «iiel ied fciw nanxreniad Pnsdnev «P nl
eP fcid novaXegnlginonsev iari anaunoxi ibnow ooH) .nePexrioeeg ei igieiP noen Xoeriog
enei v. einxxinolV A- tan abele nee noov tPIng ^ólXtxiior ?PXaJb:-iocagnl gniPianednoov
neiXionoow ied .tliaXon nesg es isbrno n'óvQiXtf g»aX geonegsn nagap eloo.. qo
nn.tHw.rp. PnoPnoveg n&Pnev noo nlnaanclq ei toj njinoiiot-qo got: Xyo-ioo sro Xe.niv
nogeonv Xeev nee nl ateanqani rioaiq^i vos neiH .nov ei Ijs as a(,is dtlXneglfl .ixqxs
.Plaaniaegsn ntls nsisora nulbeia
-lioqe ab .i.d.m nennaXq eP nsv idoisnevo nee tl* negaonv .nePeXag nset ^©S
snarfT .nePnow nevegeg Jein neoi nebnosl eiü .negnlaaisnoovXeeqe na -neong ne larf
.eiiqeonooaPieXed sPgistiwou
neong navnesw aiasd qo ©Podion negnlv sfttjsn eb noov (;iw nedded gninaPnasw noPniK
t
136
Mijnheer de voorzitter, tenslotte wil ik nog gaarne inhaken op enkele op
merkingen van collegae. Principieel ben ik met de heer Beljaars van oordeel, dat
o.a. ook in de sport het profijtbeginsel zou moeten worden doorgevoerd. Maar dan
moet ook de gemeenschap, b.v. door middel van de overheid, bereid zijn zich meer
offers te getroosten door ook de vele vrijwillige medewerkers een honorering te
geven. Het mag niet zo zijn, dat de gemeenschap parasiteert op enkelen, die zich
voor een goede zaak volkomen belangeloos inzetten. Als men het profijtbeginsel
wil hanteren, dan moeten alle kosten hard gemaakt worden, opdat een ieder, die
profijt trekt, de werkelijke kosten krijgt te dragen.
Voorts vraag ik mij af of verenigingen, die met gemeenschapsgelden werken,
ballotage mogen toepassen. Naar mijn mening is dit niet verantwoord. Dit houdt
niet in, dat verenigingen in bepaalde gevallen geen diciplinaire maatregelen zouden
mogen nemen.
Met het standpunt van Burgemeester en Wethouders t.a«v, dubbele of meervou
dige subsidie voor leden van een vereniging, die aan meer sporten doen, kan ik
mij volkomen verenigen.
Moeite heb ik met de lage bedragen, welke terzake verleende vergunningen
als recognities worden geheven. De opbrengst daarvan dekt de perceptiekosten niet
eens. Moet niet worden overwogen de heffing van deze bedragen af te schaffen?
Ten aanzien van de kruisverenigingen rijst de vraag of het in deze tijd
nog wel effectief is confessioneel-gescheiden op te trekken, een optrekken, waarin
t.a.v. het accepteren van leden afspraken blijken te zijn gemaakt.
Verschillende collegae hebben gezegd, dat het jeugd- en jongerenwerk alle
prioriteit verdient. Ook is er kritiek op het sociaal-kultureel werk, dat dit
jeugd- en jongerenwerk verzorgt. Deze kritiek is vaak terecht, maar men moet dan
niet vergeten, dat in de huidige situatie ook hier teveel geparasiteerd wordt
op een aantal bestuurders, die slechts een beperkte tijd beschikbaar hebben.
Ook ontbreekt het de enkele beroepskrachten aan tijd om de vrijwillige medewerkers
in voldoende mate te begeleiden, laat staan de vereiste management-functie te
vervullen.
In verband hiermede is duidelijk behoefte aan een vierde beroepskracht, die mede
aan het geheel van de samenlevingsopbouw -waaronder mede begrepen een goede inte
gratie van het werk in de samenleving tezamen met de talrijke bestaande vereni
gingen- aandacht kan besteden.
Het geheel van werken in de sociaal-kulturele sfeer zal overal en ook hier
een professionalisering doormaken. Alles wijst in die richting. Het maatschappe
lijk werk, voortgevloeid uit sociaal-charitatieve instellingen met vrijwillige
medewerkers, heeft deze ontwikkeling ook doorgemaakt. Hiermede wil ik de waarde
van het werk van vrijwillige medewerkers in het algemeen zeker niet in twijfel
trekken. Wel moet mij van het hart, dat ik het niet juist vindt als subsidiërende
instellingen beleidsbepalend optreden in het werk, dat wordt gesubsidieerd.Zulks
wordt b.v. ook niet gedaan t.a.v. het bijzonder onderwijs.
In deze algemene beschouwingen ben ik wèl heel erg duidelijk geconfronteerd
met enkele onverenigbare functies, die ik vervul. Voor de zuiverheid van de ont
wikkelingen van het sociaal-kultureel werk in de gemeente wens ik in de verdere
discussies vanaf de eerstvolgende raadsvergadering niet meer geacht te worden
voorzitter te zijn van de Stichting voor Sociaal Kultureel Werk.
Collega Huyssoon heeft nog gesproken over. "politiek gewin". Vooropstellend,
dat de raad een politiek college is, dient zijn beleid en dat van elk zijner
leden gericht te zijn op de ontwikkeling van de gemeente en haar inwoners.
Ieder lid van de raad heeft de taak en de plicht overal en te allen tijde zijn
visie op deze ontwikkeling naar buiten te brengen, opdat de ingezetenen zich een