52
Het lid Kop kan zich niet onttrekken aan de gedachte, dat het vertrouwen van
het college hij Gedeputeerde Staten groot is. Er zijn thans bepaalde bezui
nigingsvoorstellen gedaan zonder dat, bij wijze van spreken, de begroting is
opengelegd en men kan nu zo maar 70.000,uit zijn mouw schudden; ook op
plantsoenen kan nog heel wat bezuinigd worden. Bij het uitgangspunt van een
tekort van 112.000,— blijft thans nog 42.000,— te dekken over en dan
kan, evenals zulks in Rotterdam geschiedt, dekking hiervan gefaseerd worden.
Spreker kan zich niet met het voorstel verenigen.
De voorzitter antwoordt, dat de ramingen voor de plantsoenen in de slotwijzi-
gingen van 1965 zijn toegelicht en rechtgetrokken. De doorwerking van de be
lastingverhoging wordt eerst in 1968 zichtbaar. Overigens heeft de rekensom
112.000,70.000,42.000,geen enkele betekenis.
Het lid Krijnen zegt thans begrip te hebben voor de moeilijkheden welke ont
staan indien zijn amendement wordt aangenomen; hij neemt dit dan ook terug
en steunt de opvatting van het lid Kruis.
Het lid den Biggelaar vraagt aandacht voor het gestelde in Ig van het voor
stel alwaar wordt gezegd dat eventuele liquidatie of verdere inkrimping
van het Lamgatsveer in overleg met Hoeven nader zal worden bezien. De vraag
rijst hierbij of het bedienend personeel al dan niet in vaste dienst is. Bij
vaste dienst zal dit geen bezuiniging opleveren.
De voorzitter antwoordt dat het personeel inderdaad in vaste dienst is. Toe
kenning van wachtgeld levert inderdaad slechts onbeduidende baten op, doch
een en ander is dan wel op te lossen door overheveling naar andere dienst
vakken.
Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders, onder aantekening dat het lid Kruis
hierop te zijner tijd uiteraard rechtens bij de begroting 1968 nog nader kan
terugkomen.
5. Voorstel tot wijziging der begrotingen
voor het dienstjaar 1966.
De secretaris geeft toelichting op hetgeen door het lid Kop onder agendapunt
4 ter zake van de plantsoenen is opgemerkt.
Het lid Kruis zegt dank voor de gegeven toelichting; het gaat er echter uit
eindelijk niet om dat in 1967 een bedrag van 54.000,— is geraamd. Gesteld
is dat een contract is gesloten met de Heide Maatschappij. Als de begroting
1966 uiteen was gerafeld zou men tot de conclusie zijn gekomen, dat de Heide
Maatschappij de begroting met een fiks bedrag heeft overschreden; of de
kredietbewaking heeft gefaald, of - indien overschrijding de instemming van
burgemeester en wethouders heeft gehad - dan ware het beter geweest de raad
in de loop van het jaar een hoger krediet te vragen.
De voorzitter merkt op, dat het werk van de Heide Maatschappij beter moet
zijn dan in de afgelopen jaren; uiteraard mag het toegestane krediet niet
worden overschreden; wellicht hebben onder deze posten andere boekingen
plaats gevonden, doch dit is niet aan het college voorgelegd. Als er kosten
verhogende factoren zijn geweest had men het college/de raad tijdig moeten
inlichten. Kredietbewaking wordt toch wel inachtgenomen; bij overschrijding
van 75f0 van de begrotingspost moet het college gewaarschuwd worden.
Wethouder Trompers kan niet geloven dat ten onrechte uitgaven zijn gedaan,
doch een en ander geeft burgemeester en wethouders geen bevrediging.
Het lid Goverde meent dat bijkomend werk toch niet maar zonder meer ten las
te van een bepaalde post mag worden gebracht.