Iraa-ff 9, ingekomen van het lid Be 1 jaars. maken^aar aanleiding van het W«E«B«-rapport zou ik gaarne de volgende opmerking Naar mijn mening is het uitgangspunt van dit rapport geheel verschillend van het provinciaal rapport, namelijk in het Provinciaal rapport wordt de na druk gelegd op het gehele westen van Brabant, dat gunstig is gelegen en dus ge holpen moet worden om tot onVikkeling te komen, en waarin Zevenbergen wordt ge noemd om als aanzet van de ontwikkeling aan de mond van de Roode Vaart te dienen. Het W.E.B.rapport daarentegen gaat uit van de ontwikkeling der industrievestiging in de stedengordel en, als aanvulling, na voltooiing der Deltawerken, uitbreiding met zware industrie aan het buitenwater, dus, na lange tijd. Hierbij gaat men uit van de stelling, dat noord-weèt-Brabant beschouwd moet worden als arbeidsreservoir van de Randstad en van de steden in west-Brabant, omdat deze arbeidsreserve door gunstige verkeersmogelijkheden mobiel is te maken: men is dus voorstander van pendel. Tevens poneert men de stelling dat alleen de steden gunstig zijn gelegen en de potentie bezitten om met de minste kosten de beste resultaten te bereiken. De industrialisatie van west-Brabant is afhankelijk van de industriesprei ding van de Randstad; daarom moeten alle maatregelen tot verbetering van de infra structuur gericht worden op bevordering van de industrievestiging, mede omdat deze met de minste kosten de beste resultaten zullen geven. Merkwaardig is echter dat men bij da ontwikkeling van de Roode Vaart niet uitgaat van de bestaande mogelijkheden, doch alleen voor Moerdijk kosten wil gaan maken, terwijl men voor de ontwikkeling van de Dintel-mond aansluiting wenst bij de bestaande kern Dinteloord. De vraag kan worden gesteld of het Kreekkrakplan volgens de WEB-commissie een utopie zal zijn. Omdat uit alles blijkt dat deze WEB-commissie tot doelstelling heeft een beperkte welvaartsbevordering voor de steden èn Noord-West-Brabant overigens aan zijn lot wordt overgelaten, en omdat tevens blijkt dat de tot de WEB toegetreden gemeenten, althans gedeeltelijk, waaronder Zevenbergen, buiten het overleg worden gehouden, kan de vraag gesteld worden of Zevenbergen zich niet moet distancieren van deze rapportering. Het is namelijk te betreuren dat de provinciale opzet door het streven van deze Stichting wordt ondergraven. De vragensteller suggereert; dat de grote steden, zich in dit rapport meer naar voren.geschoven zien. Bij een wat meer uitvoerige bestudering menen wij dat dit niet zo stringent ligt. Naast de beschouwingen in het rapport van Gedeputeerde Staten, stelt W.E.B. een aantal details voor de verschillende gebiedsdelen, een, wat genoemd wordt ver fijnd structuurbeeld. Zoals wij op een der vragen van het lid v.d. Dries reeds opmerkte, moet Ze- kluza zorgen bij het :spel van industrialisering in het gebied van de Roode Vaart intens betrokken te blijven. Wellicht hebben de steden, of een of meer hunner, belang bij de positie van de stad in het W.E.B.-rapport wat meer te accentueren omdat men in andere rap porten niet aanvaardbaar uit de verf is gekomen. Dezerzijds kunnen daartegen geen bezwaren ingebracht worden. De uitgroei van steden in ons gebied heeft zeker voordelen voor omliggende gemeenten. Als algemene norm zouden wij stellen, elke ontwikkeling in West-Brabant komt aan detotaliteit ten goede. Het lijkt ons dat elke gemeente in ons gebied te kampen heeft met de pendel. Deze is zo langzaamaan een gegeven geworden, waarmede bij planning rekening gehouden moet worden. In de vragen zijn soms door steller ad rem de antwoorden vermeld, zodat daar aan bijna weinig toegevoegd behoeft te worden.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1962 | | pagina 85