39 De Voorzitter merkt op, dat men dit tweede krediet uiteraard niet behoeft te verstrekken als men daartegen bezwaar heeft. Het lid de Koning kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het wegge gooid geld zou zijn. Het lid van den Dries vraagt waaruit de noodzaak van dit onderzoek blijkt. De Voorzitter antwoordt dat deze blijkt uit de problematiek, die van de zijde van de particuliere organisaties tot de gemeente komt. Het lid van den Dries deelt mede ook wel aan dit werk deel te nemen, doch desondanks niet de noodzaak van zodanig onderzoek te kunnen inzien. Het lid de Koning acht de maatschappelijke afwijkingen van die aard, dat I er nog generaties over heen moeten gaan voordat resultaten kunnen worden be- j reikt. Spreker herhaalt dat hij niet de behoefte gevoelt om hiernaar nog een onderzoek te doen instellen. Ha gehouden stemming blijkt het voorstel van Burgemeester en Wethouders te zijn verworpen met 10 tegen 2 stemmen. Tegen het voorstel stemden de leden: de Gouw, van den Dries, de Koning, Mensen, den Biggelaar, Snoeijs, Goverde, Trompers, van der Beek en Ooijen. Voor het voorstel stemden de leden Eland en Beljaars. 16. Voorstellen omtrent toepassing van artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920. Het lid Beljaars maakt met betrekking tot de door de r.-k. u.l.o.-school gevraagde leerlingensets de opmerking, dat deze school eerst na de bevrijding van Nederland is gesticht; de huidige banken mogen dan wat log en zwaar zijn, doch als zij toen nieuw waren dan meent spreker dat men mét geld probeert te smijten. Kunnen deze banken nog jaren mee, dan kan spreker niet akkoord gaan met de gevraagde medewerking. De Voorzitter zou de Raad willen vragen één bepaalde lijn te willen trek ken. De Raad heeft zich in het verleden geschaard achter het streven naar ver nieuwing van scholen en inventaris; schoolbanken zijn uit de tijd. Voor vervan ging van schoolbanken door leerlingensets is het initiatief genomen door de inspecteur; deze heeft ook altijd geadviseerd voor zodanige vervanging medewer— king te verlenen. De gehele school is onlangs in orde gebracht en men vraagt thans de laatste, nog noodzakelijke, verbetering. Dat thans geen advies van de inspecteur bij de stukken is overgelegd vindt zijn oorzaak in zijn afwezigheid met verlof. Burgemeester en Wethouders zijn echter van de instemming van de in specteur overtuigd. Het lid de Koning zegt te kunnen instemmen met de gedachten van het lid Beljaars; spreker geeft ook wel eens les, waarbij dan blijkt dat het meubilair van een scnool dan in zeer korte tijd twee of driemaal is vernieuwd; dit is in derdaad geldsmijterij. Hiermede kan spreker -nu hij in de afgelopen 9 jaar van zijn raadslidmaatschap het een en ander heeft gezien en meegemaakt- niet in stemmen. Het geld kan beter bewaard worden voor tijden, waarin het meer nodig is. De Voorzitter deelt mede dat hij niet gaarne zou zien dat de Raad ten deze een besluit zou nemen, waardoor het onderwijs wordt geschaad; hier wordt mede werking ingevolge artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920 gevraagd, waarop slechts ja of neen kan worden gezegd. I Het lid de Koning merkt op, dat dit systeem der wet dan buiten het ratio nele ligt. In de loop van het volgend jaar kan men misschien wel om rolfau- teuils- vragen. Het lid Trompers zegt verwonderd te zijn over de afwijzende houding van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de aanvrage der Mariaschool te Lan- geweg om medewerking voor vernieuwing van de riolering; deze afwijzende houding in eerste instantie kan spreker begrijpen, mede ook omdat het werk reeds is uitgevoerd; men moet echter de gehele situatie onder ogen zien en spreker heeft

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1962 | | pagina 40