«Maim
34
moeten maken, weshalve spreker een vergoeding van 1per m2 aan de lage
kant vindt en verhoging hiervan gerechtvaardigd is.
Het lid Beljaars deelt mede onder de overgelegde stukken een advies van de i
directeur van gemeentewerken te hebben aangetroffen omtrent bepaalde schade
loosstellingen; een zodanig geval heeft zich ook te Langeweg voorgedaan. Welke
normen worden nu bij het verlenen van dergelijke schadeloosstellingen aangehou-
den; betrokkene ontving 4,aan opstalrecht doch had 19,onkosten te
maken.
De Voorzitter antwoordt het lid Mensen, dat de vergoedingsnorm ««n van
Boxel anders ligt dan bij eerdere gevallen, waarbij bepaalde toezeggingen om-
trent het tijdstip van verwijdering der opstallen werden gedaan; in het geval
van Boxel zijn geen afspraken gemaakt doch desondanks wordt het wel billijk
geacht om een vergoeding te geven; niet alle gevallen kunnen over één kam ge
schoren worden.
Ten aanzien van het door het lid Beljaars gesuggereerde geval werd bij de
j vestiging van het opstalrecht uitgegaan van de waarde, welke de grond destijds
had. Inderdaad zit in de toegekende vergoedingen weinig lijn. Als echter de
lasten hoger blijken te zijn dan de toegekende vergoeding, lijkt het gewenst om
deze vergoeding ten minste op het bedrag der lasten te stellen en is het wel
licht gewenst dat betrokkene wordt geadviseerd zich ter zake tot de gemeente te
wenden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders.
7. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van
een aantal woningen.
Het lid Beljaars zegt dat uit de stukken omtrent de woning Langeweg 36
(eigenaar J.Dietvorst, bewoner J.Visseren) blijkt, dat zij weliswaar in slechte 1
j toestand verkeert doch dat o.m. de dakconstructie toch nog goed is; deze woning
zal 40 jaar oud zijn, doch zij is niet onderhouden. Is er nu niet een modus
te vinden, waarbij de eigenaar tot onderhoud kan worden verplicht, zulks in
verband met het nog steeds nijpende woningtekort. [4
De Voorzitter antwoordt, dat, gelet op de geconstateerde gebreken, de ei- I
genaar voor eventuele verbetering een bedrag zou moeten neerleggen, dat in geen J
verhouding- tot het geheel bestaat; de hoofd-ingenieur-directeur, waarnemend in- j]
specteur van de volksgezondheid deelt dan ook mede, dat de woning ongeschikt
ter bewoning is en door het aanbrengen van verbeteringen niet meer in bewoon-
bare staat zal zijn te brengen, weshalve tot onbewoonbaarverklaring wordt gead
viseerd; overigens gaat het huurpeil van de woning na onbewoonbaarverklaring te-;
rug naar het niveau van 1940.
Het lid Beljaars is het er wel mede eens dat dergelijke woningen worden
afgekeurd, doch een andere vraag is of het verwaarlozen van het onderhoud in
overeenstemming is met het te voeren woningbeleid; zijn er geen mogelijkheden
om dergelijke eigenaars tot beter onderhoud te verplichten
De Voorzitter wijst er op, dat betrokkenen inderdaad kunnen worden aange- i
schreven de woning in behoorlijke staat te onderhouden; voldoen zij hieraan
echter niet dan zal onbewoonbaarverklaring moeten volgen.
Het lid Trompers merkt op dat het lid Beljaars wellicht niet in de woning
is geweest; de muren zijn inderdaad zo slecht, dat men thans met goed- naa-r
kwaad geld zou gooien.
Het lid de Koning informeert of de eigenaar deze woning alsnog in goede
staat mag brengen.
De Voorzitter antwoordt bevestigend; de voorzieningen zullen dan echter
handen vol geld vragen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.