- e«r
81
16. Voorstel tot benoeming van de leden der
commissies van advies ingevolge de Woon-
ruimtewet 1947.
Het lid Trompers zegt er niet voor te voelen wederom in deze commissie zit
ting te nemen. De instelling ervan heeft volgens spreker geen zin.
De Voorzitter zet het doel van de onderhavige commissie nader uiteen en
zegt dat alleen in geval van woonruimtevordering het advies van de commissie
wordt gevraagd.
Het lid Trompers constateert dat dus alleen bij het minder prettige werk
de commissie wordt ingeschakeld. Spreker vervolgt: "mag ik doorgaan Ik zie uw
hamer al naar boven gaan; overigens is dit geen bewijs van sterkte".
De Voorzitter interrumpeert het lid Trompers en zegt dat de kwestie die
het lid Trompers wil aansnijden uitsluitend tot de competentie van Burgemees
ter en Wethouders behoort. Spreker zal het lid Trompers niet afkloppen, doch
zal ook niet antwoorden op hetgeen naar voren zal worden gebracht.
Het lid Trompers zegt dat het hem wel békend is dat het geval van Ooster-
hout/Kremers een beleidskwestie is, doch het was zeker de moeite waard geweest
in dit geval advies te vragen. Het college kan nu eenmaal niet van elke situa
tie in de gemeente volledig op de hoogte zijn. Ten aanzien van het gezin van
Oosterhout werden adviezen van de geestelijkheid, arts en maatschappelijk werk-
ster zonder meer opzij geschoven. Spreker kan er zeer zeker begrip voor hebben
dat het gezin Kremers tijdelijk te Langeweg werd ondergebracht, in de woning
welke eerder in principe aan van Oosterhout werd toegezegd. Waar het spreker
békend was dat te Zevenbergen een woningwetwoning vrij was gekomen heeft hij de
nodige stappen gedaan om het college in te lichten, ten einde deze woning door j
het gezin Kremers te doen betrekken, waardoor' aan van Oosterhout definitief de
eerder in principe toegezegde woning zou kunnen worden toegewezen. Na het onder
houd met het college had spreker de indruk dat de kwestie in bedoelde zin zou
worden geregeld. Des te meer was hij dan ook verwonderd over de uiteindelijke
beslissing. Spreker meende dan ook alsnog een brief aan de Voorzitter te moeten i
richten om deze aangelegenheid opnieuw te doen bezien. Hij is er van overtuigd
dat er, behalve van Oosterhout, meerdere urgente gevallen zullen zijn, doch niet;
allen met dergelijke bewijzen gestaafd. Gezien deze feiten kan spreker dan ook
geen vertrouwen meer hebben in de meerderheid van het college voor wat betreft J
de woningtoewijzing. Ook zijn deze feiten de oorzaak dat hij niet langer meer
in de commissie van advies ingevolge de Woonruimtewet zitting wenst te nemen.
De Voorzitter zegt het te betreuren dat —voor de eerste maal in zijn 15—
jarige ambtsperiode- over een beleidsaangelegenheid zo is uitgeweid. Nog nooit
is het voorgekomen, aldus spreker, dat na een woningtoewijzing in de Raad reac-
ties zijn gehoord. Door het college werd gemeend: wat het zwaarst is moet het
zwaarst wegen.
Bij de vervolgens gehouden schriftelijke stemming worden uitgebracht op:
het lid van der Beék 11 stemmen
Trompers 10
de heer den Ouden 11
van der Made 12
Voogt 12
het lid Ooijen 2
van den Dries 1 stem
ongeldig 6 stemmen.
Benoemd zijn dus de navolgende personen, t.w.
het lid van der Beek
Trompers
de heer den Ouden
van der Made
Voogt.