i
en de uitkeringen welke de gemeente doet aan de schoolbesturen, doch getracht
zal moeten worden om met de rijksvergoeding uit te komen; daarom menen Burge
meester en Wethouders dat moet worden volstaan met de door hen voorgestelde
cijfers, waarover bovendien nog een gesprek moet plaatsvinden met de inspec
teur.
Het lid van den Dries vraagt of over een en ander overleg is gepleegd met
de schoolbesturen.
De Voorzitter antwoordt bevestigend; doch het lid Snoeijs heeft er op ge
attendeerd, dat de scholen niet kunnen uitkomen met de door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde nonnen, weshalve verhoging daarvan wordt gevraagd.
Het lid Snoeijs haalt als voorbeeld aan, dat de v.g.l.o.school te Zeven-
bergschen Hoek met 40 leerlingen bij aanvaarding van het voorstel van Burge
meester en Wethouders een vergoeding zal ontvangen van 2.800,—; hiervan
moet zij voor gas (verwarming en kooklessen) alleen reeds 2.000,— besteden,
zodat voor onderhoud en andere uitgaven slechts 800,resteert; dit is
toch een onmogelijkheid.
Het lid Ooijen vraagt aandacht voor de in het verleden gedane toezegging,
dat de vergoedingen zouden worden opgetrokken.
De Voorzitter erkent dit, doch door de inspecteur is aangedrongen op een
geleidelijke verhoging.
Het lid Snoeijs wijst er op, dat lage vergoedingen aanleiding moeten geven
tot verwaarlozing van de gebouwen enz. Als voorbeeld voert spreker aan, dat men
te Zevenbergschsn Hoek nieuwe gordijnen nodig had; deze konden en mochten niet
betaald worden uit de vergoeding artikel 101; derhalve werd luxaflex zonwering,
welke tienmaal zo duur is als gewone gordijnen, aangevraagd en verkregen met
toepassing van artikel 72 der wet.
De Voorzitter zegt dat de laatste jaren regelmatig een gesprek met de
schoolbesturen heeft plaatsgevonden, waarbij gevraagd werd naar de bedragen
welke voor de verschillende factoren der vergoeding nodig zijn; aan de hand
daarvan is getracht een redelijke vergoeding op te bouwen. Overigens is het
prettig dat de Raad wenst mede te werken aan een goede outillage van het onder
wijs; spreker laat het aan de Raad over desgewenst een ander voorstel te doen,
waarbij echter opgemerkt wordt, dat daarmede het bestaande begrotingstekort een
stijging zal ondergaan.
Het lid Snoeijs meent dat deze vergoedingen niet afhankelijk mogen worden
gesteld van het begrotingstekort en stelt daarom voor de norm te stellen op
80,— voor het v.g.l.o.
Dit voorstel wordt gesteund door de leden Trompers en de Gouw.
Na gehouden stemming blijkt dit voorstel te zijn aangenomen met algemene
stemmen.
Vervolgens doet het lid Snoeijs het voorstel de norm voor het g.l.o. te
bepalen op 60,—.
De Voorzitter merkt op, dat met 50,— reeds wordt uitgegaan boven het
Brabants-gemiddelde.
Het lid Snoeijs antwoordt, dat daaraan weinig betekenis kan worden gehecht,
nu gesteld kan worden dat er in Brabant weinig openbare scholen zijn; door een
onderwijsdeskundige is aan spreker medegedeeld, dat Brabant zich op dit gebied
stellig niet in een hoek moet laten drukken. Als men ziet, dat op de lagere
scholen te Zevenbergschen Hoek geen greintje verf meer zit -gevolg van de te
lage norm-, dan moet men er niet van opzien, dat zulks op den duur een nieuwe
school zal gaan vragen.
Het voorstel van het lid Snoeijs, in stemming gebracht, wordt aangenomen
met 9 tegen 5 stemman.
Voor dit voorstel stemden de leden: Mensen, Ooijan, Goverde, Snoeijs, van
der Beek, Trompers, de Gouw, den Biggelaar en Beljaars.
Tegen dit voorstel stemden de leden: Eland, van den Dries en de Koning.
De Voorzitter vraagt zich af of, hoewel dit voorstel door de Raad is ge
accepteerd, hiermede zal worden ingestemd, omdat ook de inspecteur hierbij nog