26 keerd geweest. Het lid de Koning antwoordt dat hij thans weer wenst te verwijzen naar de bepalingen van het burgerlijk wetboek, ondanks het feit dat de Voorzitter meent zijn eigen belangen te moeten behartigen. Ter zak^ wenst spreker het lid van den Dries bij te vallen, als deze vraagt waarom dit niet bij de begro ting zelf aan de orde kon komen; het was toch bekend bij de begrotingsbehande ling. De Voorzitter herinnert er nogmaals aan, bij de begrotingsbehandeling te hebben medegedeeld, dat in de volgende vergadering een nieuwe kostenbegroting zou worden aangeboden; aan de directeur is de vraag gesteld of dit wel alle maal nodig was, waarop deze heeft geantwoord dat het een aan het ander vast- zat. Het lid de Koning vraagt wie opdracht heeft gegeven tot het instellen van het onderzoek door gemeentewerken; de Voorzitter kan rustig zeggen, dat hij dat zelf heeft gedaan; dit is ook normaal, maar dat wist de Voorzitter ook bij de begrotingsbehandeling. De Voorzitter antwoordt dat zulks door Burgemeester en Wethouders is ge schied; daarna zijn de feilen en fouten naar voren gekomen. Toen ongeveer twee jaar geleden verbeteringen zijn aangebracht, mocht aangenomen worden, dat deze effectief zouden zijn; de praktijk heeft anders uitgewezen. Het lid van den Dries deelt mede, dat het antwoord op zijn vraag hem nog niet heeft bevredigd. Inderdaad is deze kwestie bij de begrotingsbehandeling aangesneden, doch niet mocht worden verwacht, dat thans dit hoge bedrag uit de bus zou komen. De adjunct-directeur zegt aan het eind der maand december de ambtswoning te zijn doorgelopen; spreker had geen inzicht wat een en ander zou gaan kosten, doch schatte dit op 4®000,tot 5-000,Aanvankelijk werd een opzich ter belast met het opstellen van een raming. Toen spreker later zelf alles heeft opgenomen kon een definitieve berekening worden opgezet en deze is eerst deze week door Burgemeester en.Wethouders besproken. Het lid de Koning zegt een vergelijking te willen trékken; een aantal der huidige woningwetwoningen brengt thans een weekhuur op van 13,95» het onder houd van het inwendige dier woningen berust geheel bij de huurder; zou nu een huurder met een inkomen van 18.000,die een huur betaalt van 16, per week, niet de onderhoudskosten kunnen betalen hierbij wordt dan nog niet gesproken over de grote, bij de woning behorende tuin, over dubbele ra men enz. Spreker wenst aan deze begrotingswijziging echt niet mede te weiken. Het lid van den Dries wijst er op, dat het hem gaat over de vraag, waarom men niet tijdig met dit voorstel is gekomen; het onderzoek had immers reeds in de voorafgaande maanden juli, augustus of september kunnen geschieden. De be groting voor het volgend dienstjaar moet een afgerond stuk werk zijn; bij spre ker gaat het niet om wat het lid de Koning meent te moeten stellen. Het lid de Koning zou dan wel eens willen weten wat er gebeurd is met de jaarlijks geraamde bedragen voor het onderhoud der woning; spreker zou hierop wel een antwoord willen horen. Het lid van den Dries vraagt -verondersteld dat het thans gevraagd kre diet wordt verleend- of de zaken dan rond zijn, dan wel of binnen afzienbare tijd wéér nieuwe voorstellen zijn te verwachten; anders moet niet deze weg woa»- dan bewandeld en ware aan definitieve verbetering voorkeur te geven. De Voorzitter antwoordt, dat de Raad in 1947 op de juiste wijze heeft be sloten deze ruime woning als ambtswoning beschikbaar te stellen; spreker heeft waardering voor de wijze, waarop ook de Wethouders voor behoorlijk onderhoud wensen zorg te dragen. Békend was reeds bij de aankoop, dat er mankementen zou den komen, zoals aan het dak, het lood, de dorpels, inregenen enz. De enkele jaren geleden aangebrachte verbeteringen vormden aanleiding voor de gedachte, dat afdoende herstel had plaatsgevonden, hetgeen achteraf onjuist is gebleken. Daarom is aan gemeentewerken verzocht te willen nagaan wat er verder moet gebeu ren. Burgemeester en Wethouders kunnen en wensen persé niet toe te zeggen, dat

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1961 | | pagina 26