25 In verband met de voorgestelde wijziging 72/1960 der gemeentebegroting vraagt het lid Beljaars voorts of de oude, reeds ontruimde woning van van den Heuvel wordt afgebroken. De Voorzitter antwoordt dat het wel in de rede ligt tot afbraak over te gaan nu de weg van de Zuiddijk naar de kerk moet worden doorgetrokken; een en ander zal worden doorgegeven aan gemeentewerken. Het lid de Koning zegt overwegend bezwaar te hebben tegen de raming van verplaatsingskosten opgenomen in wijziging 75/1960; weliswaar wordt ten aanzien van de ontvanger medegedeeld dat "gemeentebelang" van verder strékking is dan "dienstbelang", doch spreker voelt er in het geheel niet voor om voor kosten voortvloeiende uit verhuizing binnen de gemeente een vergoeding toe te kennen. Eveneens heeft spreker bezwaar met betrekking tot de verplaatsingskosten vergoeding voor de ambtenaar van de afdeling Maatschappelijke Zorg, in die wij ziging genoemd. Voorts meent spreker bezwaar te moeten maken tegen de raming opgenomen in wijziging 7/1961voor reiskosten van het personeel; op een desbetreffende vraag heeft de Secretaris geantwoord dat sommige ambtenaren wel aan een woning geholpen zouden kunnen worden, doch dan is het ook niet verantwoord vergoeding te geven. Spreker zegt telkens te moeten terugkomen op geldsmijterij; of dergelijke voorstellen nu een gevolg zijn van seniliteit, slijtage of anderszins van het college, vermag spreker niet te beoordelen. De Voorzitter hamert en onderbreekt spreker, hem verzoekend dergelijke uitlatingen achterwege te laten. Het lid de Koning vervolgt, dat de Voorzitter nu kan hameren zoveel hij wil; "dit interesseert me geen bal". Om op het punt van uitgang terug te komen: er moet paal en perk gesteld worden aan deze geldsmijterij en daarom heeft spre ker tegen deze punten bezwaar. Het belangrijkste wat nog aan de orde moet komen, is de begrotingswijziging betreffende de ambtswoning van de Burgemeester en hierbij zal spreker weer min of meer persoonlijk moeten worden. De Voorzitter adviseert spreker, dit in geen geval te doen. Het'lid de Koning zegt, dat verdere voorstellen dienaangaande reeds bij de behandeling der begroting 1961 in het vooruitzicht werden gesteld; nu blijkt een bedrag van 3*600,extra benodigd en wel in hoofdzaak voor opschilderen binnenshuis en behangen van kamers. Geen enkele verhuurder betaalt deze kosten tegenwoordig en het college doet zulks ook niet b.v. bij de woningwetwoningen; als voor deze laatste uitgaven worden gedaan, dan betreft dit toch ook slechts het werkelijke en noodzakelijke onderhoud. Als de voorgestelde begrotingswijzi ging wordt geaccepteerd, zal spreker zijn vertrouwen in het college van Burge meester en Wethouders opzeggen. De Voorzitter zegt, dat het lid de Koning wel voor lectuur in de krant zorgt, ^et zou echter beter zijn om de gebruikte uitdrukkingen achterwege te laten en niet van seniliteit te spreken. Het lid van den Dries spreekt er zijn verwondering over uit, dat in een vergadering, direct volgend op die, waarin de begroting 1961 is behandeld, der gelijke posten naar voren moeten worden gebracht; spreker doelt hierbij op het gevraagd krediet voor de ambtswoning. Een begroting is toch een raming voor de toekomst; wist men dan bij het opmaken der begroting niet wat er te dien aan zien moest gebeuren De Voorzitter antwoordt met betrekking tot de geraamde bedragen ingevolge het verplaatsingskostenbesluit, dat het voorstel niet direct uit eigen inzich ten is geboren, doch dat het veel meer is geïnspireerd uit hetgeen in de vorige raadsvergadering is gesteld ten aanzien van de bezoldigirg van het personeel. Waar het^jignbrengen van verbeteringen niet zondermeer kon geschieden, is ge tracht/op andere wijze te bereiken; op de eerste plaats is hierbij gedacht aan vergoeding van reiskosten voor die ambtenaren, die niet in Zevenbergen wonen, en daarin zijn ook de ongehuwde betrokken, voor wie anders de werkzaamheid al-

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1961 | | pagina 23