993
nog steeds de kosten van sociale zorg in stijgende lijn gaan; wellicht is
dit aan voortdurende prijsstijgingen te wijten, doch er zou een tendens moe
ten zijn voor verlaging der kosten door afneming van het aantal ondersteu-
ningsgevallen. Spreker meent dat ook de raming van 6.000,voor hulp in
de huishouding (volgnr. 58 sub d) zou kunnen worden geschrapt.
De Voorzitter zegt dat hogere lasten, bij gelijkblijven van het aantal
gevallen, inderdaad een gevolg zijn van prijsstijgingen; ook de prijzen voor
ziékenhuisverpleging zijn enorm gestegen. Het aantal van hen, die op de ge
meente moeten terugvallen, is niet gedaald. Ten aanzien van de hulp in de
huishouding wordt opgemerkt, dat het rijk weliswaar subsidieert, doch dat ook
door anderen moet worden bijgedragen. De praktijk wijst overigens uit dat er
nog hiaten zijn.
Het lid de Koning merkt op, dat er nu twee ramingen zijn, t.w. gezins
hulp en hulp in de huishouding, en is van mening dat laatstgenoemde raming
kan vervallen, nu er twee instanties op dit gebied werkzaam zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat zulks weliswaar ook de wens van het ge
meentebestuur is, doch dat een en ander niet is te realiseren. Naar sprekers
mening moet onderscheid gemaakt worden tussen normale gezinshulp en hulp in
de huishouding, dit laatste in het kader van maatschappelijke zorg, dit laat
ste -wat cru uitgedrukt- als armenzorg.
Het lid de Koning zou de kosten gaarne zien uitgesmeerd.
De Voorzitter wijst op het verschil met de Kruisverenigingen, waar van
belanghebbenden meer of minder aan bijdrage wordt gevraagd; bij gezinshulp
kan men niet mllr laten betalen dan de werkelijke kosten; meent de heer de
Koning dat deze 6.000,— uit het particulier initiatief moeten komen
Het lid Beljaars zegt dat hij van het lid de Koning heeft beluisterd,
dat bij opgaande conjunctuur minder behoefte aan bijstand bestaat; spreker
stelt daartegenover dat de minder-bedeelden steeds meer in verdrukking komen.
De stijging gaat procentueel omhoog, met als gevolg dat deze minder-bedeelden
steeds slechter komen te zitten nu de prijzen sprongsgewijze omhoog gaan. De
loonbeheersing heeft men goed in handen, doch zulks is niet het geval met de
prijsbeheersing en spreker is niet de mening toegedaan dat in mindere mate
een beroep op hulp zal verwacht kunnen worden.
De Voorzitter voegt hieraan toe, dat de lonen voor gezinnen met veel kin
deren naar zijn opvatting in voldoende mate zijn opgetrokken.
Het lid de Koning zegt meer het totaalbeeld in zijn beschouwing te heb
ben betrokken; hij blijft van mening dat er bij hoogconjunctuur minder werk
loosheid is, zodat ook minder maatschappelijke bijstand nodig is.
Het lid Beljaars stelt vast dat zij, die zich tot maatschappelijke zorg
moeten wenden, er erger aan toe zijn dan enkele jaren geleden.
Centrale Boekhouding.
Volgnr. 420. Het lid Snoeijs vindt onder dit volgnr. naast de salarissen
van directeur en adjunct-directeur ook nog een raming voor een magazijnmees
ter, Op de begroting van de dienst van openbare werken komt onder volgnr. 410
een bedrag van 57.750,voor voor materiaalverbruik uit magazijn; spreker
meent dat voor een magazijnmeester niet voldoende emplooi is.
De Voorzitter zegt eveneens de gedachte te hebben dat zodanige functiona
ris voor onze bedrijven niet noodzakelijk is; door de directie der bedrijven
wordt hierop echter aangedrongen omdat men controle en intensief toezicht op
uitgifte van materialen noodzakelijk acht. Het gemeentebestuur zal echter
nauwlettend bekijken of de functionaris werkelijk verantwoord is.
Het lid Snoeijs meent dat doelmatige controle ook op andere wijze, n.l.
via de voorraadadministratie, mogelijk is.