1043
de haar eigen besluit zelf uit, terwijl de minderheid eerst sanctie van de
Raad wenste. Spreker wijst er nogmaals op, dat de juridische kwestie een ge
heel andere is dan de financiële en de Hoge Raad heeft zich niet ingelaten met
dit laatste omdat dit een autonome aangelegenheid van de Raad is; vaststaat
echter, dat geen uitgaven kunnen geschieden zonder goedgekeurd raadsbesluit.
De ter zake te doene uitgaven staan in geen enkel opzicht in een redelij
ke verhouding tot het doel en het effect, dat men bereiken wil.
Spreker wil thans niet meer verder op deze kwestie ingaan, doch wenst nog
wel te stellen, dat -buiten de vergadering van Burgemeester en Wethouders om,
althans zonder overleg met de Voorzitter, en zonder overleg met de advocaat
door êên Wethouder, met instemming van de andere Wethouder een gesprek heeft
plaatsgehad met de directeur der n.v. Machinefabriek Brabant, echter zonder re
sultaat.
Spreker handhaaft ook nu nog zijn vroeger ingenomen houding. Behandeling
van dit agendapunt heeft geen zin en spreker schaart zich achter het inzicht
van het lid Snoeijs te dezer zake, n.l, niet terug te komen op de eenmaal door
de Raad genomen beslissingen. De Raad heeft n.l. tot tweemaal toe in meerder
heid besloten geen gelden op de begroting uit te trekken. Een bedrag van mini
maal 9,622,— zou uit het vergroot tekort van gemeentegelden gedekt moeten
worden.
Zou de Raad toch nog over dit voorstel willen discussiëren, dan stelt
spreker voor zover nodig nogmaals voor, geen gelden op de begroting uit te trek
ken voor de drie doeleinden, in de ontworpen begrotingswijzigingen vervat. De
bevoegdheden krachtens de Woonruimtewet zijn, naar de opvattingen van Mr.Dr.
Schouten, voorkomende in "Bouw" van 21 mei 1960 over een ten onrechte gedane
vordering, niet gegeven om dwingende bevoegdheden en verplichtingen van burger
lijk recht buiten effect te stellen. Anderzijds dient het openbaar bestuur zo
danig te worden gevoerd, dat het met de in die samenleving verankerde overtui
gingen ten aanzien van recht, redelijkheid en behoorlijkheid zoveel mogelijk in
overeenstemming is.
Het lid Goverde zegt wel enigermate te kunnen instemmen met het concept
der 26e wijziging; de concepten voor de 27e en 38e wijziging waren echter niet
te accepteren.
De Voorzitter herhaalt dat de meerderheid van de Raad reeds heeft besloten
geen krediet in de begroting op te nemen; de meerderheid van Burgemeester en
Wethouders wenst echter thans opnieuw een uitspraak.
Het lid Goverde merkt op, dat de Raad zich al in gunstige zin heeft uitge
sproken over hetgeen is vervat in de 26e wijziging.
De Voorzitter kan zich indenken, dat het krediet, voorkomende in de 26e
wijziging door de Raad wordt aanvaard; zou de Raad dit niet doen, kunnen
Burgemeester en Wethouders zich tot Gedeputeerde Staten wenden om te laten uit
maken of dit krediet op de begroting gebracht wordt.
Wethouder Eland zegt thans niet op deze zaak zelf te willen ingaan, doch
het wel op prijs te stellen dat thans in ieder geval goedkeuring wordt gehecht
aan het concept der 26e wijziging omdat de Raad hiervan op de hoogte was en
daarmede heeft ingestemd. Zou de Raad bezwaar hebben tegen vaststelling van de
concepten van de 27e en 58e wijziging, dan is daarover van de Wethouders geen
scheef gezicht te verwachten. De kosten zouden daarom gesplitst kunnen worden
a. in die tot en met de uitspraak van het Gerechtshof, waarover reeds aanstonds
een beslissing ware te nemen en
b. in de overige, waaromtrent daarna uitspraak gedaan kan worden; de Wethouders
zouden dan daarna maatregelen kunnen nemen.
De Voorzitter geeft in overweging aldus te handelen.
Na gehouden stemming over het concept der 26e wijziging van de algemene
dienst 1960 (kosten tot en met de uitspraak van het Gerechtshof) blijkt het ge
vraagde krediet te zijn verleend met 11 tegen 2 stemmen.
Vóór stemden de leden; Ribbens, van der Beek, Goverde, van den Dries, de
Koning, de Brouwer, Snoeijs, Ooijen, Eland, de Gouw en Trompers,
Tegen stemden de leden: den Biggelaar en Beljaars.